Liesbeth List: de dochter van de vuurtorenwachter van Vlieland. Dat romantische verhaal deed de ronde, maar ik was te klein om de tragiek erachter te zien. Pas veel later toen haar leven en liederen geen verboden terrein meer waren, begreep ik het.
Vandaag werd bekend dat Liesbeth List stopt met optreden en zich terugtrekt uit het openbare leven. Bijna tien jaar geleden interviewde ik Liesbeth List. Toen bestond het Adoptietijdschrift tien jaar.
Lot: ‘Als volwassene denken we heel anders dan het kind van vijf dat we waren.’
Elisabeth Dorathea Driessen is één jaar oud als zij met haar moeder in een Jappenkamp terecht komt. Haar moeder blijft tijdens het verblijf in het kamp hopen op een hereniging met haar man die in Japan te werk gesteld is. Het weerzien en het vooruitzicht op een gezinsleven, verdrijven de gedachten aan de verschrikkingen die in het kamp plaatsvonden niet. Vlak voor haar vertrek naar Nederland pleegt Elly’s moeder zelfmoord. In Nederland hertrouwt haar vader. Tussen Elly en haar stiefmoeder botert het niet: zij is immers het kind van zijn grote liefde. Elly wordt uit huis geplaatst en belandt in een weeshuis. Daarna begint een reis langs vele vaders en moeders.
‘De jaren in het kamp, ze zijn me ontgaan. Ik ken de verhalen van de verschrikkingen, maar de beleving is me ontgaan. Zelfs de zelfmoord van mijn moeder is me ontgaan. Ik heb gezien dat mijn moeder werd begraven, maar ik was er niet bij. Ik heb er een begrafenistrauma aan overgehouden. Ik ben heel dankbaar dat ik geen kamptrauma heb. Het enige gat in mijn ziel is dat ik mijn ouders niet ken. Je ouders niet kennen betekent dat je achtergelaten wordt met een groot vraagteken. Dat is het lot van geadopteerden, daarin schuilt onze solidariteit.
Toen ik zeven was, werd ik achtergelaten bij de familie List op Vlieland. Zij dreven Hotel Golfzang. Mijn vader werd pas later de vuurtorenwachter. Dat ik daar achtergelaten werd, vond ik normaal. Ik had vanaf mijn vijfde al op zoveel adressen gewoond. In het weeshuis, waar ik mezelf iedere nacht in slaap huilde. Bij betaalde ouders in Alkmaar, bij een tante in Rotterdam en nu kreeg ik weer een nieuwe vader en moeder. Ik keek er ook niet van op toen mijn pleegmoeder zei dat ik voortaan Liesbeth zou heten, Liesbeth List.
Als kind heb je geen vergelijkingsmateriaal. Je denkt dat het leven is zoals jouw leven gaat. Als volwassene denken we heel anders dan het kind van vijf of zeven dat we waren.
Al de eerste avond vroeg ik mijn nieuwe ouders of ik pappie en mammie mocht zeggen. Dat moet voor mijn pleegouders die zo graag een kind wilden een bijzonder moment geweest zijn. Maar ik had al zoveel vaders en moeders gehad. Zoals kinderen nu oom en tante zeggen tegen de buren, zo noemde ik mensen pappie en mammie. Dat mijn pleegouders tot tranen toe geroerd zouden zijn omdat zij het als een eretitel beschouwden, daarvan was ik me toen helemaal niet bewust.
Later wilde ik wel weten hoe het allemaal zat. In het ziekenhuis, herstellende van de gevolgen van een auto-ongeluk, heb ik het besluit genomen. Ik was 21 en zou de reis naar Zuid-Afrika, naar mijn vader en zijn nieuwe gezin, ondernemen. Maar toen kwam zijn doodsbericht. Dat lot heb ik toen vervloekt. Ik had het overleefd en hij lag in zijn graf.’
Zingen: ‘Het artistieke zit in mijn bloed. Niet in mijn adoptie.’
De modevakschool was in de ogen van haar pleegouders een opstap naar een zelfstandige toekomst. Toen Liesbeth List eenmaal in Amsterdam woonde, lagen er echter vele wegen voor haar open. De modevakschool zei ze na een jaar gedag. Het verlangen om te zingen won het. Ze durfde voor zichzelf te kiezen. Een schoolpsycholoog had het al voorspeld: Liesbeths creativiteit zou opbloeien zodra zij zich veilig genoeg voelde.
Vanaf het begin maakten haar vertolkingen van Franse chansons indruk. Toon Hermans was de eerste die haar talent zag. Ramses Shaffy gaf haar de kans te laten zien wat ze kon.
‘Ik was een blij kind. Ik liep altijd te zingen. Dat heb ik van mijn vader, bleek. Hij had een heldere tenor. Het artistieke zit in mijn bloed. Niet in mijn adoptie. Ik besloot tijdens een schoolreisje naar Parijs beroemd te willen worden. Jeugdige overmoed. De droom van ieder tienermeisje. En het is me overkomen. Toen ik de eerste keer naast Ramses zat, dacht ik alleen maar: ha, ha, ha. Een lange neus richting iedereen die me niet had zien staan.
Ik kan niet over koetjes en kalfjes zingen. Ik kies teksten die mij iets doen, die over mij gaan of die speciaal voor mij geschreven zijn. Freek de Jonge heeft “Oude foto” voor mij geschreven: “En nu ben ik ouder, ouder dan mijn ouders. Veel ouder dan mijn ouders ooit geworden zijn. En ik ben moeder, moeder dan mijn moeder. Meer moeder dan mijn moeder ooit heeft kunnen zijn.” Een tekst die door merg en been gaat. Een lied waarin Indië-slachtoffers zich herkennen. Als ik “Als je terug zult komen”, één van de vier Mauthausen-liederen, zing, moet ik niet naar mezelf luisteren want dan haal ik het einde niet. Het is het verhaal van mijn ouders. Het verlangen van mijn moeder. “O liefste, als je terug zult komen, kus me. O liefste, zal ik bij je komen, draag me. Als deze oorlog ooit nog eindigt, o mijn liefste. Als deze oorlog ooit nog eindigt, o mijn liefste.”[1]
Ik ben ook ooit een “Verlegen Frieda” geweest. “Het wordt nacht nu en stille Frieda voelt de angst kruipen rond haar blijheid. Kijk haar slepen, kijk haar sjouwen, met een koffer in elke hand.”[2] Ik durfde mensen niet aan te kijken als ik een ruimte binnen kwam.
Ik ben pas laat bevrijd van mezelf, van mijn twijfels. Pas toen ik Edith Piaf ging spelen, durfde ik te erkennen dat ik talent heb. Dat was in 1999. Ik dacht altijd dat het met mijn opvoeding als pleegkind te maken had. Toen zijn dankbaarheid en gedienstigheid mij ingeprent. Maar ik heb een dochter en bij haar zie ik veel van mezelf terug. Via mijn dochter leer ik mezelf kennen.’
Zijn: ‘Klamp je niet vast aan het verleden’
Toen ze zelf aan stoppen dacht, gaven Albert Verlinde en Frank Boeijen haar carrière nieuwe impulsen. Ze hoeft van zichzelf allang niet meer te zijn zoals haar pleegouders haar graag zagen. Het ontbreekt de verlegen vedette niet langer aan zelfvertrouwen. Veertig jaar op de planken en de wijsheid van vijfenzestig jaar leven, leidden Liesbeth List van ‘heb me lief’ naar ‘heb het leven lief en wees niet bang’.
‘Tot mijn zevende heette ik Elly Driessen, daarna Liesbeth List. Maar in mijn paspoort heeft nog jaren Elisabeth Dorathea Driessen gestaan. Dat deed me niets. Pas op mijn dertigste heb ik om een naamsverandering verzocht en heeft het Hare Majesteit behaagd mij Liesbeth List te laten zijn. Ik heb geen behoefte aan een artiestennaam. Ik ben Liesbeth List voor en achter de schermen. Als ik afgeschminkt ben, kan ik anoniem over straat.
Als je helder kunt denken, kom je overal overheen en accepteer je wie je bent. Met zielig zijn en kniezen, krijg je je ouders niet terug. Toch kwam mijn definitieve bevrijding pas toen ik van mijn halfzusjes hoorde dat mijn vader elke dag naar de radio luisterde omdat hij mijn stem wilde horen. Dat luchtte op. En pas toen ik wist dat de Jappen mijn moeder in het kamp kapot hadden gemaakt, kon ik de gedachte loslaten dat zij mij in de steek heeft gelaten.
Ik ben ondanks en dankzij het lot geworden wie ik ben. Mijn instelling is er één van aanpakken: dit is het probleem en dat gaan we nu oplossen. En als het niet opgelost kan worden, weet je waar je mee moet leren leven. Klamp je niet vast aan het verleden. Je kunt je moeder niet terughalen door het lot te vervloeken. Ik dus ook niet. Er lopen zoveel mensen ongelukkig te zijn, omdat ze niet los kunnen laten. Ik trek me steeds minder van hen aan. Ik ga niet meer mee in hun negatieve gedachten.
Ik heb veel liefde ontvangen van mensen om me heen. Van dierbare naasten en van mijn publiek. Mijn publiek omarmt me. Sommige artiesten vinden dat gewoon, maar voor mij is wat we terugkrijgen van ons publiek elke keer weer een cadeau. Als kunstenaar leef je in gilde van gelijkgestemden. Je pikt ze er uit. Mikis Theodorakis, Jacques Brel, Frank Boeijen en Ramses spreken mijn taal. Kunstenaars onder elkaar, mensen onder elkaar. Ik denk niet in leeftijden en generaties. Talent is talent. Het is niet moeilijk om te houden van mensen die deugen.’
[1] De Mauthausen-liederen zijn gebaseerd op gedichten van Jakob Kambanelis, de vertaling is van Lennaert Nijgh. De muziek van Mikis Theodorakis.
[2] Ernst van Altena vertaalde het door Jacques Brel vertolkte ‘Les timides’ als ‘Verlegen Frieda’.
Liesbeth List regisseerde haar afscheid zelf. Ze stond de Volkskrant en De Telegraaf te woord. Op haar Facebook-pagina zette ze Adieu! Een laatste gesprek met Liesbeth List.
Leave a Reply