Steeds als ik Rodaan Al Galidi Ik hou van Holland hoor en zie voordragen, moet ik glimlachen. Hoe licht ook, Ik hou van Holland is een gedicht over identiteit en daarmee niet vrijblijvend. Rodaan Al Galidi houdt de Nederlander een paraplu voor.
De laatste keer dat ik het hem hoorde voordragen was afgelopen zaterdag. Toen ik net in Open ogen, de nieuwe bundel van Remco Campert, dit gedicht las:
Op straat
Vanochtend liep ik op straat
een wolk van stille kleine regen
vulde de lucht
de hoek omslaand
woei mij wind tegemoet
ik zette mijn kraag op en wist
ik ben een Nederlander in Nederland
(uit: Open ogen, 2018)
had ik het paraat:
‘Ik hou van Holland’, zei de paraplu.
‘Het is mijn land.
Ik kan me geen ander land voorstellen
waar ik altijd zo mezelf kan zijn
en zo open voor iedereen.’
(uit: De maat van de eenzaamheid, 2012)
en herinnerde ik mij de conclusie uit het proefschrift van Maarten Asscher over gevangenschap als literaire ervaring die ik al eens eerder samenvatte:
‘Meer dan de schrijvers die zelf in de gevangenis zaten, zetten zij die zich daar een voorstelling van probeerden te maken literaire middelen in om de lezer in hun greep te houden. En juist daardoor genereren zij de ultieme gevangeniservaring. Het gevoel tijdens het lezen gevangen te zitten zonder te kunnen ontsnappen. Concludeert Maarten Asscher. Zoals hij ook vaststelt dat wie van zijn vrijheid beroofd is niet zozeer schrijft om zijn lezer daarvan deelgenoot te maken, maar het vooral heeft over inzichten tijdens de eenzame opsluiting verkregen.’
en bedacht dat er hoognodig vergelijkend onderzoek gedaan moet worden naar het weer als literaire ervaring in proza en poëzie van oude en nieuwe Nederlanders.
Leave a Reply