Wachten, het voorlaatste verhaal van Maria Vlaar uit de bundel Diepe aarde, geeft aanleiding tot het lezen van het gedicht Ik ben al bijna bij je van Erik Menkveld (1959-2014).
Hoe nabij ik ook toesla, na een tijdje
lijk ik weer verdwenen als altijd.
Maar hoe ver ik ook wegtrek uit je veilige
heden, altijd ben ik naar je onderweg
en blijf ik in je aan het woord, net
niet verstaan door je schichtige oren
die van geen stilte mij onderscheiden.
En voor je het weet ga ik weer in je
tekeer en flakkert je denken als kaarslicht
onder mijn maanloze vlagen. Hoor maar.
Kom ik als ziekte dan snoep ik al aan je.
Kom ik als diepte, dan zul je mijn bodem
nooit raken. Kom ik als water dan lijken
mijn oevers in niets op een kade.
Ik ben al bijna bij je. Als een zuigeling
een wereldoorlog zul je mij smaken.
(uit: Schapen nu!, 2001)
In het verhaal wacht een man op een vrouw. Zij leeft nog, hij is al enige tijd dood. Hij heeft geduld. Het is geen probleem als bijna nog veertig jaar duurt.
‘Ik wil – dat is een woord dat mij bij leven moeizaam over de lippen kwam – dat je weet dat ik op je wacht en dat je al bijna bij me bent, maar dat het geen probleem is als dat “bijna” nog veertig jaar duurt, omdat hier waar ik ben de tijd is opgeheven net zoals de zwaartekracht. Leef dus maar verder, liefste. Ik ga, we zien elkaar wel weer, ik weet ook niet precies wanneer, maar dat is het minste wat er toe doet.’
Eros en Thanatos spelen de hoofdrollen in Diepe aarde. De liefde en de dood nemen in de zeventien verhalen verschillende gedaanten aan. Verlies, verdriet en rouw zijn herkenbaar als manifestaties van de dood. Maria Vlaar weeft ze als motieven door haar verhalen.
Waar seks en overspel de overhand hebben, lijkt de liefde ver te zoeken. In Diepe aarde is de liefde vaak al voorbij of teloorgegaan, maar niet in Wachten. In dat verhaal reikt de dood de liefde de hand.
Leave a Reply