De weg naar Genk was lang, dus sneden we onderweg bij wijze van gezelschapsspel literaire kwesties aan. De meest heikele betrof de eigen bijdrage die uitgevers moeten betalen, willen ze dichters deel laten nemen aan De Grote Poëzieprijs. In de reglementen staat namelijk dat het vijfenzeventig euro kost om een bundel mee te laten dingen. Dat is zeker voor kleine uitgevers nogal wat. Want behalve dat inleggeld wordt ook al verwacht dat een uitgever voldoende bundels ter beschikking stelt om alle juryleden van een gratis exemplaar te voorzien.
We waren er eigenlijk vrij snel uit. Het heffen van entreegeld is een oneigenlijke maatregel. Wat de organisatie er precies mee beoogt, is niet duidelijk. Een dam opwerpen tegen een tsunami van op voorhand kansloze bundels (want voor het eerst mogen ook in eigen beheer uitgegeven bundels meedingen naar de prijs)? Het spekken van de prijzenkas? Het dekken van de kosten die het instellen, toekennen en uitreiken van een prijs nu eenmaal met zich meebrengen?
De ambities van degenen die zich gecommitteerd hebben aan het vinden van een waardige opvolger van de VSB Poëzieprijs zijn groot. Het gaat de partners van De Grote Poëzieprijs 2019 – het Elise Mathilde Fonds, Stichting Lira Fonds, VSBfonds, Nederlands Letterenfonds, Vlaams Fonds voor de Letteren, de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Poetry International, School der Poëzie en Turing Foundation – niet alleen om die ene prestigieuze prijs, maar ook om educatieve randprogrammering en (op termijn) prijzen voor ‘beste poëziedebuut, het beste gedicht en de beste Spoken Word act of artiest in het taalgebied, in combinatie met een publieks- en jongerenprijs’.
Dat kost natuurlijk veel geld, en het inschrijfgeld dat uitgevers moeten gaan betalen zou niet meer zijn dan een druppel op een gloeiende plaat. Alleen daarom al zou afgezien moeten worden dan deze maatregel waarmee de poëzie – toch al niet de meest in het oog springende tak aan de boom van de literatuur – geen dienst bewezen wordt.
Essentiëler is echter dat het vragen van een eigen bijdrage aan uitgevers de competitie vervalst. Het werkt in de hand dat (vooral kleine of in poëzie gespecialiseerde) uitgevers een voorselectie (moeten) gaan maken en alleen bundels waarvan zij verwachten dat zij een serieuze kans maken zullen inzenden. Daardoor ontstaat een vertekend beeld van de ‘staat van de poëzie’.
Er is al geen droog brood te verdienen met het schrijven en uitgeven van gedichten, dus waarom plukken van een kale kip? Zet de tering naar de nering en stel ambities bij of draai een geldschieter die goede sier wil maken met cultuur een extra poot uit. Alles is beter dan uitgevers voor het blok zetten of dichters te dwingen zichzelf te sponsoren.
Leave a Reply