Het doet er natuurlijk niet toe of stoftorren bestaan, maar voor de zekerheid tikte ik na het lezen van Het leed van de stoftor van Toon Tellegen de soortnaam ‘stoftor’ toch even in op Ecosia. Waarna mij ook, maar eigenlijk alleen de resultaten voor ‘stentor’ getoond werden. Ter controle voerde ik dezelfde zoekactie uit via Google. Daar word ik onmiddellijk verbeterd. Google gaat er voetstoots vanuit dat ik ‘stentor’ bedoelde.
‘Het spijt me’
Goed: de stoftor bestaat dus niet (de sopkreeft ook niet, toch spreekt die bij ons thuis enorm tot de verbeelding), maar Tellegens stoftor woont op de maan en leidt daar een eenzaam en eentonig leven. Hij slaat het leven op aarde van een afstand gade en ziet hoe daar de dieren misschien niet altijd eendrachtig maar wel samenleven. Hij betrapt ze op hun dagelijkse bezigheden. Bezigheden die liefhebbers van de dierenverhalen van Toon Tellegen al uit eerdere romans en verhalen kennen.
De stoftor heeft geen idee hoe het komt dat hij zo alleen op de maan beland of achtergebleven is. Met zichzelf als enige gezelschap probeert hij wat van het leven te maken. Totdat hij het niet meer uithoudt en besluit dat het moment daar is dat hij door de anderen gevonden wordt.
‘Hij stond op en ging naar buiten, liep met grote passen naar de rand van de maan, greep de toeter, zette hem aan zijn mond en riep, zo hard als hij kon: “Het spijt me!” ’
Dat komt aan bij de dieren in het bos en omstreken (toch een stentor). De een na de ander – zo gaat dat in de dierenverhalen van Toon Tellegen – betrekt de drie woorden die uit de lucht komen vallen op zijn eigen situatie. Voor de één komen de woorden precies op het goede moment, een ander raakt er vreselijk door uit zijn evenwicht. En weer een ander windt zich verschrikkelijk op (of ontploft).
Bijna niets menselijks is deze dieren vreemd
‘Het spijt me’ heeft taalkundig veel meer potentie dan het simpele ‘sorry’. Het is voor meer dan één uitleg vatbaar en dat buit Toon Tellegen uit. En dan neemt hij ‘het’, ‘spijt’ en ‘me’ ook nog eens afzonderlijk onder de loep. De taal letterlijk nemen is wat Toon Tellegen heel goed kan. Maar daar blijft het zelden en ook in Het leed van de stoftor niet bij.
In het door dieren bevolkte universum van Toon Tellegen dat meer dan dertig jaar geleden ontstond, worden grote en kleine kwesties tegen het licht gehouden. Bijna niets menselijks is deze dieren vreemd. In Het leed van de stoftor reflecteert Toon Tellegen op de mensenmaatschappij waarin spijt hebben, sorry zeggen en excuses aanbieden zwaarwegende kwesties zijn, waarover vanwege de eventuele consequenties altijd lang nagedacht moet worden.
Hoewel de stoftor op zoek was naar woorden die opzien baren, heeft hij geen idee wat die woorden beneden teweegbrengen. En hij heeft ze nog niet geroepen of hij heeft er al spijt van. Bang als hij is dat hij belachelijk gevonden zal worden en veroordeeld is tot het gezelschap van een stelletje sneue stofgenoten. Dat zijn roep from outer space gehoord en welwillend ontvangen wordt, doet hem ondanks dat goed. Zo goed dat hij vervolgens volhardt in zijn isolement.
3D
Het mooie van de dierendingen die Toon Tellegen schrijft, is dat het de lezer vrij staat het verhalen, fabels of allegorieën te vinden. Het leed van de stoftor louter lezen als een verzameling dierenverhalen kan, maar dan doet de lezer zichzelf en de schrijver tekort. Routineus lezen zou van de stoftor een zoveelste dier maken dat lijdt aan het leven (want bestaat er over de krekel, de egel, de olifant, de kikker en de sprinkhaan niet ook al een roman?). En dat terwijl de stoftor veel minder dan zijn voorgangers het centrale personage is en Toon Tellegen meer dan in die voorgaande romans verhalen en voorvallen verbindt, waardoor de dieren er een bewustzijnsniveau bij krijgen en hun leef- en belevingswereld een extra dimensie.
Het leed van de stoftor
Toon Tellegen
Amsterdam : Querido, 2018
ISBN 978-90-214-1526-0
Leave a Reply