In de afgelopen twee weken kwam een gesprek zeker vier keer op het korte leven dat een boek beschoren is. Voordat je het weet – en soms zelfs voordat er publiekelijk een oordeel over geveld is – is menig boek dat met veel tamtam werd aangekondigd alweer uit de boekwinkel verdwenen. Dat snelle verdwijnen van titels werd in de gezelschappen waarin ik verkeerde alom betreurd, maar een oplossing zagen de mensen waarmee ik in gesprek raakte niet zo een-twee-drie. Wel constateerden we dat er ook wel heel veel verschijnt, en dat niet elke titel dat verschijnen evenveel waard is.
In dit licht bezien is het niet verbazingwekkend dat ‘niet meer dan 0,7 procent van de Nederlandse schrijvers een minimuminkomen over [houdt] aan de verkoop van zijn boeken’, zoals Hanneke Chin-A-Fo en Toef Jaeger afgelopen week in hun artikel Slechts een enkeling leeft van zijn boeken becijferden.
Verhalen die boven zichzelf uitstijgen
Verhalen voor altijd zijn dun gezaaid, en het is de vraag of de boeken die nu hoog scoren op de eindejaarslijstjes over een jaar of wat nog in druk zijn en nieuwe lezers zullen vinden. Verhalen voor altijd: dat zijn over het algemeen verhalen die veel langer geleden geschreven zijn. Verhalen waarvan we ons inmiddels afvragen of we de inhoud wel letterlijk moeten nemen. Verhalen waarvan de betekenis het verhaal ontstegen is.
De Bijbel zou je een verzameling verhalen voor altijd kunnen noemen. En Metamorfosen van Ovidius. Of de Odyssee van Homeros. De goddelijke komedie van Dante en Aeneis van Vergilius. Om maar een paar mythologische verhalen te noemen. Verhalen die het verdragen herverteld te worden en inmiddels in verschillende gedaanten hun rentree gemaakt hebben in de hedendaagse literatuur.
Ik noem de Bijbel, Metamorfosen, de Odyssee, De goddelijke komedie en Aeneis niet voor niets. In dezelfde periode dat het vier keer ging over boeken die maar zo kort op voorraad leverbaar zijn, belandden deze vijf in mijn brievenbus.
Bijbel
Het eerste boek dat bezorgd werd, was De Bijbel voor ongelovigen van Guus Kuijer. Een gebonden versie van de zes verschenen delen. In totaal 1286 bladzijden, terwijl Guus Kuijer zich in De Bijbel voor ongelovigen beperkt tot een aantal boeken uit het Oude Testament.
Toen het eerste deel – De Bijbel voor ongelovigen. Het begin. Genesis – verscheen, dacht ik dat ik deze Bijbel wel aan mij voorbij zou kunnen laten gaan. Ik vermoedde dat het om een zoveelste hervertelling ging. En ik vreesde dat het een dure grap zou worden, omdat ik veronderstelde dat Guus Kuijer de hele Bijbel onder handen zou nemen.
Ik ben als het om De Bijbel voor ongelovigen gaat een spijtoptant. Pas toen deel drie verscheen – het deel over Saul, Samuel, David en Ruth – zag ik waar Guus Kuijer mee bezig was en begreep ik dat ‘ongelovigen’ geen grap en zeker geen goedkoop effectbejag was. In zijn Bijbel voor ongelovigen blijft Guus Kuijer heel dicht bij de Bijbelse verhalen, maar hij neemt geen genoegen met de eendimensionale uitleg die daar in kerkelijk verband aan gegeven wordt. Door de verhalen te herschrijven en klemtonen te leggen op details die voor de grote lijn in eerste instantie niet zo belangrijk lijken, slecht Guus Kuijer drempels. De verhalen verliezen de onaantastbaarheid die ze vanwege het predicaat Bijbel voor veel mensen hebben. Guus Kuijer maakt er verhalen over gewone mensen van waaruit de ontwikkeling van de mensheid spreekt.
De kracht van De Bijbel voor ongelovigen zit in de virtuositeit waarmee Guus Kuijer gebruikt maakt de literaire middelen die hem ten dienste staan. Hij denkt na over het juiste (vertel)perspectief, kiest een aansprekende toon, vindt een vorm die recht doet aan het origineel. Maar bovenal heeft hij heel goed begrepen wat de verhalen uit de Bijbel de lezer van nu nog te vertellen hebben, ook lezers die niet met de Bijbel zijn opgevoed. De kern van de verhalen verandert niet, de reikwijdte wel.
De gebonden versie van Kuijers Bijbel voor ongelovigen, die dus de zes los verschenen delen bevat, is rijk geïllustreerd. Want wat Guus Kuijer in woorden doet, deden vele met name Europese kunstenaars met beelden: de Bijbel openbaren aan mensen die de Bijbel niet konden of wilden lezen. Maar waar Kuijer Bijbelboeken integraal hertaalt, zoomen zij in op belangrijke personen en momenten.
Metamorfosen
Van een andere orde – hoewel ook dat boek begint met een scheppingsverhaal – dan de Bijbel zijn de Metamorfosen van Ovidius, het tweede verhaal voor altijd dat hier vorige week arriveerde. In de Metamorfosen geeft Ovidius zijn kijk op de ontwikkeling van de ‘wereld’. Om zijn ideeën uit te venten – Ovidius geloofde in een continu bewegen dat zich in de natuur manifesteert door veranderingen van vorm en wisselingen van gedaante – reeg hij verhalen over (half)goden, helden en losers uit de Klassieke Oudheid aan elkaar en zette die naar zijn hand. Ovidius – hij leefde van 43 voor Christus tot 17 na Christus – was dus een vroege herverteller. Zijn mythische vertellingen hebben de tijd doorstaan, en worden anno nu nog steeds gelezen en begrepen.
Uit de honderddertig al eerder door haar vertaalde verhalen die samen de Metamorfosen vormen, maakte Marietje d’Hane-Scheltema recent een selectie die vervolgens door Floris Tilanus voorzien werd van illustraties. Hij maakte (paginagrote) tekeningen die een verhaallijn volgen, ving de (half)goden, helden en losers in het heetst van de strijd, maar tekende ook kleine vignetten die schijnbaar zo maar ergens op een pagina staan waar het nog wit was. Tekeningen die aan de tekeningen van Peter Vos doen denken, die ook genoeg had aan pen en inkt.
Waar Marietje d’Hane-Scheltema zich heel letterlijk aan de woorden van Ovidius houdt, is het Floris Tilanus die zich uitleeft in het (her)verbeelden. De Metamorfosen van Ovidius kunnen het hebben. Ze hebben al voor hetere vuren gestaan.
Odyssee
Twee jaar geleden verscheen Odyssee: een zwerver komt thuis, de sprankelende vertaling die Patrick Lateur van de door Homeros beschreven thuisreis van de mythische Odysseus maakte. De Odyssee werd een allegorie, Odysseus een archetype, maar door de zorgvuldigheid van Patrick Lateur werd het ook weer een (reis)verhaal dat bol staat van de ontmoetingen en avonturen.
Sylvain Tesson bracht de zomer van 2017 door met Homeros. Voor de radio maakte hij een serie waarin hij liet horen hoe hedendaags de Illias en de Odyssee zijn. Of eigenlijk: hoe eenvoudig het is om voor wat door Homeros gesignaleerd en beschreven werd een hedendaagse equivalent te vinden. Waarmee Sylvain Tesson niet wel zeggen dat Homeros de toekomst kon voorspellen, maar wel dat wat er in de Illias en de Odyssee geschreven staat de kern raakt van waartoe de mens in positieve én negatieve zin in staat is.
Tesson hervertelt niet. Hij vat samen en licht toe, om daarna lijnen naar het nu te trekken. De conclusies die de lezer van Bijbel en Metamorfosen zelf moet trekken – namelijk dat hij zich de verhalen persoonlijk aan moet trekken – wrijft Sylvain Tesson er misschien af en toe wat kort door de bocht in – hij liet het schaven aan zinnen na: Een zomer met Homeros zijn voor een belangrijk deel de woorden zoals die in Un été avec Homère klonken. Tesson is dus een stuk explicieter dan de schrijvers van de Bijbelverhalen, Ovidius en Homeros, maar die hoefden zichzelf en (de relevantie van) hun boodschap dan ook niet te bewijzen. Waarmee niet gezegd is dat ze voor de vuist weg schreven.
Grand Hotel Europa
En dan Grand Hotel Europa. Via Grand Hotel Europa van Ilja Leonard Pfeijffer dat nog maar net af en verschenen is, bereikten mij de laatste twee boeken die gebleven zijn: Aeneis van Vergilius en De goddelijke komedie van Dante. De strategie van Ilja Leonard Pfeijffer verschilt wezenlijk van die van Guus Kuijer en Sylvain Tesson. Waar de eerste hervertelt en de tweede samenvat, kiest Pfeijffer tot tweemaal toe voor intertekstualiteit.
De eerste keer heeft de lezer, zelfs de ingevoerde lezer, dat waarschijnlijk niet meteen door. De hoofdpersoon in Grand Hotel Europa – hij draagt de welluidende naam Ilja Leonard Pfeijffer – is aangespoeld in Grand Hotel Europa. De eerste met wie hij daar woorden wisselt is de piccolo. Nadat hij zijn vertrouwen gewonnen heeft, is de piccolo – hij heet Abdul – bereid hem zijn vluchtverhaal te vertellen.
De authenticiteit van dat vluchtverhaal wordt op enig moment in twijfel getrokken. Het blijkt ontleend aan het verhaal van Vergilius. Abdul geeft dat grif toe. Hij herkent zich in het noodlot dat Aeneas trof. Vergilius vertelt zijn verhaal, en mooier dan hij, Abdul, dat zelf zou kunnen.
Het personage Ilja Leonard Pfeijffer schiet Abdul te hulp:
‘Noem het intertekstualiteit,’ zei ik. ‘Abdul heeft de waarheid verteld door gebruik te maken van de literaire techniek die Vergilius zelf ook gebruikte, en alle grote dichters en schrijvers na hem. Door zijn waarachtige verslag van zijn verhaal te doorspekken met verwijzingen naar de Aeneis herinnert hij ons eraan dat zijn verhaal een verhaal van alle tijden is, en door gebruik te maken van een eeuwenoude Europese literaire techniek bewijst hij dat hij beter is geïntegreerd in de Europese cultuur dan menigeen die in Europa geboren is.’
Dat gelezen hebbende, moest deze lezer glimlachen toen zij ergens anders in de roman stuitte op een verwijzing die de schrijver Ilja Leonard Pfeijffer maakt naar het bos van Dante, dat andere boek in Grand Hotel Europa dat boven zichzelf uitgestegen is.
Literatuur in het licht van de eeuwigheid
De Bijbel, Metamorfosen, de Odyssee, De goddelijke komedie en Aeneis zijn zo tijdloos dat ze inmiddels nieuwe literatuur uitlokken. Wie varieert op de mythische thema’s die er in aangesneden worden of voortborduurt op de archetypen die deze boeken bevolken, kan dat doen zonder van plagiaat beschuldigd te worden. Intertekstualiteit is in dergelijke gevallen – gevallen waarin een boek zo bekend wordt verondersteld, dat het er ongemerkt iets aan ontlenen zo goed als onmogelijk is – een erkend literair middel. Het wordt gezien als een eerbetoon aan (de schrijver van) het origineel. Ilja Leonard Pfeijffer is zeker niet de enige die dit spel bedreven speelt.
De Bijbel, Metamorfosen, de Odyssee, De goddelijke komedie en Aeneis behoren tot een buitencategorie in de literatuur. Hun schrijvers hadden de tijd mee. Tegen de verhalen die zij vertelden, werd fundamenteel anders aangekeken dan tegen de literatuur van later datum. De mensen hadden die verhalen heel hard nodig om de wereld te begrijpen.
Zelfs de romans van groot geachte schrijvers – waaronder ‘de Russen’, Thomas Mann, Franz Kafka, Marcel Proust of Virginia Woolf – halen het wat houdbaarheid betreft niet bij de klassieken.
En dan Ilja Leonard Pfeijffer. Het zou zomaar kunnen dat hij behoort tot de 105 Nederlandse schrijvers die zoveel boeken verkopen dat ze daar een minimuminkomen aan overhouden. Misschien hoort hij zelfs wel bij de 35 auteurs die boven een modaal inkomen uitstijgen. Maar zelfs dan is het uiterst twijfelachtig dat over laten we zeggen tweeduizend jaar iemand intertekstueel verwijst naar zijn Grand Hotel Europa. Op de schaal van de eeuwigheid zal zijn meest recente roman het maar net iets beter doen dan die romans waarover het literatuur minnende gezelschap waarin ik de afgelopen weken regelmatig verkeerde het had. Terwijl Grand Hotel Europa heel ver boven de middelmaat uitstijgt. Dit laatste is een understatement.
De Bijbel voor ongelovigen
Guus Kuijer
Amsterdam : Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2018
ISBN978-90-253-0927-5
Metamorfosen
Ovidius (vertaling: Marietje d’Hane-Scheltema, illustraties: Floris Tilanus)
Amsterdam : Van Oorschot, 2018
ISBN978-90-282-8300-8
Een zomer met Homeros: een reis door de mythologie en het nu
Sylvain Tesson (vertaling: Katelijne de Vuyst)
Amsterdam : Athenaeum – Polak & Van Gennep, 2018
ISBN 978-90-253-0951-0
Grand Hotel Europa
Ilja Leonard Pfeijffer
Amsterdam : Arbeiderspers, 2018
ISBN 978-90-295-2622-7
Just says
Kuijer, Ovidius en Pfeiffer, daar noem je zomaar even drie schrijvers van wie ik genoemde boeken graag wil lezen. Pfeijffer (nu in herduk) komt binnenkort. Ben benieuwd naar een uitgebreider stuk van je daarover.