Uit mijn digitale archief: voor de Contrabas schreef ik in 2013 een aantal stukken over Nultijd van Juli Zeh. Vandaag het derde van vier van die stukken.
Juli Zeh noemt de naam van het eiland niet, maar ze omschrijft het zo, dat het maar één eiland kan zijn.
‘Het landschap ontvouwde zich. Een paar baardige palmen aan de rand van de weg, daarachter alles zwart tot aan de horizon. Een klassieke schoonheid was het eiland niet. Vanuit het vliegtuig leek het een reusachtige steengroeve. Bruingroene heuvels, waartussen sneeuwresten leken te liggen. Pas bij het aanvliegen zag je dat de lichte vlekken dorpjes met witte huizen waren. Een landschap zonder noemenswaardige vegetatie had het even moeilijk als een vrouw die niets geschikts heeft om aan te trekken. Juist vanwege dat gebrek aan ijdelheid had ik meteen van het eiland gehouden.’
De gasten die door duikinstructeur Sven van het vliegveld gehaald worden reageren zoals iedereen die dat landschap van lava voor het eerst aanschouwt. Met voorspelbare oh’s en ah’s. Zo voorspelbaar dat Sven dit keer de toeristische uitweidingen over de geschiedenis en de geologie achterwege laat.
Voor wie het na die uitvoerige beschrijving nog niet zeker weet noemt Juli Zeh de naam van de kunstenaar die iedereen die ooit op het eiland geweest is kent omdat je er niet om zijn gebouwen en kunst heen kunt.
Op hetzelfde eiland laat Michel Houellebecq een novelle spelen. Dit is wat zijn hoofdpersoon tijdens een excursie naar een van de twee bezienswaardigheden op het eiland ziet:
‘Op bijna één kilometer voor ons lag een vlakte die bestond uit zwarte rotsen met scherpe uitsteeksels. Er was geen plant of insect te bekennen. Direct daarachter werd de horizon onderbroken door de vulkanen met hun rode, hier en daar haast zachtpaarse glooiingen. Het landschap was niet geëffend of gevormd door erosie; het was volkomen ruw.’
(vertaling: Martin de Haan)
Hij maakte er foto’s die gebundeld zijn in een boek dat samen met de novelle een geheel vormde. Althans bij de vroege drukken.
In een volgend boek – Mogelijkheid van een eiland – is het eiland de plek waar de paden van personages met namen als Marie 23 en Daniel 25 – klonen van originelen met volgnummer 1, ga maar na hoeveel generaties en dus hoeveel jaren – elkaar in een ver verschiet kunnen kruisen. Het eiland uit de beschrijvingen bestaat dan niet meer, het is zelfs niet absoluut zeker dat op de plek waar dat eiland nu ligt dan nog een eiland ligt.
Voor Juli Zeh is het een goede locatie. Nultijd is dan wel geen robinsonade in de strikte betekenis van het woord – haar personages hebben gekozen voor het isolement – maar hun onverenigbaarheid van karakter komt op een eiland, waar de bewegingsvrijheid beperkt is – zelfs als onder water ook een optie is – extra goed uit de verf.
Toch gaat het in Nultijd uiteindelijk niet om de tegenstellingen tussen karakters die aan de oppervlakte komen. Aan die tegenstellingen liggen overtuigingen ten grondslag, opvattingen die in de hoofden van de afzonderlijke personages alle kans krijgen om absolute waarheden te worden, waardoor de personages uiteindelijk een gevaar voor zichzelf en voor elkaar gaan vormen.
Alleen… die opvattingen kennen we niet. We weten alleen hoe Sven denkt, want hij vertelt het verhaal, nadat hij weet hoe het is afgelopen. Hij heeft alle tijd en gelegenheid om zaken te herschikken. Nultijd is zijn reconstructie, en wie zegt dat hij zich aan de werkelijkheid houdt. Hij is degene die zich moet verantwoorden.
‘In de rechtszaal had ik meegemaakt hoe mensen hun verleden construeerden volgens zelfontwikkelde patronen. Heilig overtuigd van hun zaak vertelden ze de grootst mogelijke onzin. Misschien was dat wel het belangrijkste inzicht van mijn juridische opleiding: wie de waarheid niet sprak, loog daarom nog niet. In mijn ogen was Antje zo’n geval.’
Maar wie zegt dat Sven niet zo’n geval is. Het is zijn woord tegen het dagboek van Jola. En hun versies van de werkelijkheid beginnen naarmate er meer tijd verstrijkt verder uit elkaar te lopen. Maar zelfs dat dagboek kan hij niet van a tot z verzonnen, maar wel van de eerste tot de laatste letter zelf geschreven hebben. Van Theo vernemen we vanzelfsprekend niets: hij is een schrijver met een writers’ block.
Weliswaar krijgt hij af en toe tegengas. Theo, de partner van Jola, houdt hem een spiegel voor:
‘Je beschouwt jezelf als een superindividualist. Als een hele kerel, die moedig genoeg was om eruit te stappen en het spel van de dommeriken en zwakkelingen niet meer mee te spelen. Maar je bent heus geen speciaal geval. Je bent er niet eens uitgestapt. Je bent het schoolvoorbeeld van de gestreste kerel die alles niet meer aankan in een gestreste eeuw die alles niet meer aankan.’
die daarmee refereert aan wat Sven zelf over zijn vertrek geschreven, maar niet rechtstreeks tegen Theo uitgesproken heeft:
‘Ik was uit Duitsland weggegaan omdat ik het leven in een alomvattend net van wederzijdse beoordelingen niet langer verdroeg. Oordelenden en beoordeelden bevonden zich in een voortdurende staat van oorlog, en iedereen speelde, naargelang de situatie, de ene of de andere rol.’
Ook Antje, de vrouw met wie hij samenwoont, is niet kritiekloos:
‘ “Misschien,” zei Antje, “heb ik het je de afgelopen jaren wel te gemakkelijk gemaakt. Ik heb toegelaten dat je je steeds meer terugtrok in je eigen wereld en elke realiteitszin verloor. Uiteindelijk is het waarschijnlijk allemaal mijn eigen fout.’ “
Heel af en toe is Sven zichtbaar als verteller, namelijk als hij meedeelt dat hij het moeilijk vindt om zich de gebeurtenissen helder voor de geest te halen of ze coherent te noteren. Nog spaarzamer zijn de momenten waarop hij kritisch naar zichzelf en zijn eigen beoordelingsvermogen kijkt en hij in bedekte termen toegeeft dat hij de controle dreigt te verliezen.
‘Ik raakte het kwellende gevoel niet kwijt dat Jola en Theo de regels volgden van een spel dat ik niet begreep. In feite begrijp ik het nog altijd niet. Vreemd dat ik ook nu ik erop terugkijk geen verklaring vind. Je zou toch denken dat verklaringen onze beloning zijn voor het feit dat we het verstrijken van de tijd verdragen. We hebben er recht op. We worden gek als we geen verklaringen vinden.’
In vergelijking met de thematiek en aanpak in eerdere romans – ik ben nu bezig in Corpus delicti: een proces – lijkt Nultijd een luchtig boek. Een roman waarin de misstanden in de maatschappij minder fundamenteel ter discussie gesteld worden. Maar ondertussen schetst Juli Zeh wel een pijnlijk nauwkeurig beeld van een samenleving waarin het nog steeds ieder voor zich, maar niet langer god voor ons allen is (en ook wereldlijke autoriteiten aan kracht inboeten). Ondanks zijn vrijheid is de mens geneigd zich steeds verder terug te trekken.
Nultijd
Juli Zeh (vertaling: Hilde Keteleer)
Amsterdam : Ambo | Anthos, 2013
ISBN 978-90-414-2569-0
Leave a Reply