Vijf jaar werkte Oek de Jong intensief aan zijn nieuwe roman Zwarte schuur. Veel van die tijd bracht hij – zo stel ik mij voor – in afzondering door, zittend aan een schrijftafel.
Tijdens het schrijven moet alles samenkomen, maar schrijven is meer dan zitten en de (vul)pen ter hand nemen. Voordat een schrijver zover is, heeft hij het nodige voorwerk gedaan.
Hij moest op een idee komen. De bruikbaarheid van dat idee toetsen. Verhaallijnen uitzetten. Personages bedenken en met vlees en bloed bekleden. Moed verzamelen. Dan pas kan hij gaan zitten, al zal hij zijn schrijftafeltje daarna nog regelmatig verlaten om zijn benen te strekken, het verhaal en de personages de ruimte te geven en te controleren of hij op de goede weg is.
Voor veel schrijvers is schrijven van a tot z een solo-operatie. Pas als de eerste versie van het manuscript af is, mag er iemand meekijken. Dat geldt niet voor Oek de Jong, bleek vorige week tijdens de presentatie van Zwarte schuur . Uit wat uitgever Tilly Hermans over de totstandkoming van de roman vertelt, werd al duidelijk hoe intensief het contact tussen Oek de Jong en zijn uitgever/redacteur is. Hoe vatbaar hij ook tijdens het schrijven van Zwarte schuur weer was voor haar goede raad.
Toen Oek de Jong daarna zelf aan het woord kwam, en de tijd nam om mensen te bedanken, werd duidelijk hoe hij tijdens het schrijven dankbaar gebruik maakte van de kennis en ervaring van anderen. En dan dankbaar in de niet-parasitaire zin van het woord.
Heel anders dan hij het zijn personage Maris Coppoolse laat doen – die in Zwarte schuur na afloop van de vernissage waarmee zijn overzichtstentoonstelling in het Stedelijk officieel geopend wordt thuis ‘zijn’ mensen toespreekt:
‘Hij zei de dingen die bij dit soort gelegenheden worden gezegd’ –
staat Oek de Jong tijdens de presentatie van Zwarte schuur stil bij de degenen die misschien wel meer dan zij zich dat zelf realiseren een bijdrage aan de roman hebben geleverd. Het zijn de mensen die bijna allemaal ook in de verantwoording genoemd worden; in de binnentuin van uitgever AtlasContact krijgen ze een gezicht. Oek de Jong heeft voor ieder van hen een gesigneerd exemplaar met opdracht van de eerste druk van zijn nieuwe roman, maar het zijn vooral zijn woorden waarmee hij zijn dankbaarheid onderstreept. Woorden die maken dat je heel even het gevoel krijgt dat schrijven – tot op zekere hoogte – toch teamwork is. Het schrijven van Zwarte schuur dan toch.
Uit zijn welgemeende en genereuze woorden zou je op kunnen maken dat het boek er zonder de hulp van al die mensen er zelfs niet geweest zou zijn.
Rob Steijger says
Heel netjes van De Jong!
Er zijn schrijvers die niet eens een dankwoord plaatsen, terwijl elke titel die bij een bekende uitgever verschijnt minimaal driemaal geredigeerd en gecorrigeerd is. Dat mogen lezers best weten, vind ik, in het colofon worden immers geen redacteuren genoemd.