– En nu nog zonder te spieken –
Joost Zwagerman voert veel oude bekenden ten tonele in Alles is gekleurd: omzwervingen in de kunst. Wie Zwagerman volgt weet dat hij schilders Mark Rothko, Dennis Hopper, Andy Warhol, Marlene Dumas; fotografen Erwin Olaf, Annie Leibovitz, Diane Arbus; schrijvers Philip Roth, John Updike en Bret Easton Ellis volgt, onder anderen. Voorkeuren die kenmerkendzijn voor een generatie. Zwagerman is van 1963.
Zijn vijfde essaybundel boordevol cultuur – en dan wijdde hij er nog een exclusief aan popmuziek – bevat opnieuw doorwrochte, degelijke en ondanks dat leesbare en lezenswaardige stukken. Paraat kan Zwagerman die kennis die hij tentoonspreidt onmogelijk allemaal hebben, daarvoor is hij te volledig, te nauwkeurig en te gedetailleerd. Het kan niet anders: Zwagerman neemt na het zien, horen, lezen van zijn favorieten plaats achter een schrijftafel die bezwijkt onder ‘vakliteratuur’. Niets mis mee: niemand die dat ziet en het komt de kwaliteit van zijn stukken ten goede. En toch roept het vragen op. Vragen als: ziet, hoort en leest Zwagerman wel eens iets dat hij niet de moeite waard vindt (en wat doet hij daar dan mee)? Of: hoe gaat Zwagerman een tentoonstelling te lijf: hoe baant hij zich een weg van kunstwerk naar kunstwerk? Voelt hij iets of vindt hij vooral? Als hem een microfoon onder de neus geduwd wordt, kan hij dan spontaan zijn eerste indrukken onder woorden brengen?
Wat aan de beschouwingen van Zwagerman ontbreekt, is twijfel. Zwagerman weet het allemaal zo verdomd goed; hij geeft het ‘essayer’, het proberen nauwelijks een kans. Elk gat dat dreigt te vallen door niet-weten, vult hij op met verzamelde feiten en wetenswaardheden, zoals een plastisch chirurg oneffenheden te lijf gaat met Botox en fillers. De twijfel en afkeer van hun schrijver zouden keuze en inhoud van de stukken minder voorspelbaar maken. Na bundels vol bewondering wordt het tijd dat Zwagerman gaat lezen wie hij veracht; gaat luisteren naar herrie en gaat kijken naar wat hij minacht. En daar dan over schrijven, zonder zich vooraf te documenteren, puur op gevoel.
En dan nog dit: er zijn mensen die vinden dat Joost Zwagerman zo in de voetsporen kan treden van Pierre Janssen en Henk van Os, twee nationale kunstpausen. Vergeten wordt dan dat Jansen en Van Os zoveel meer wisten dan zij deelden met het publiek. Juist daardoor straalden zij autoriteit uit, maar behielden zij hun spontaniteit. Deze mannen opvolgen lijkt van Zwagerman voorlopig nog teveel gevraagd, dat moet hem niet aangedaan worden. Laat hem maar schrijven, en dan af en toe zijn zegje doen over de actualiteit.
De Arbeiderspers, 2011
ISBN 978-90-295-7382-5386
p., € 24,95
Leave a Reply