Er zijn beelden die vastleggen wat gebeurd is. Er zijn beelden die gebruikt worden als bewijsmateriaal. Er zijn beelden die tot nadenken stemmen. Er is een wezenlijk verschil tussen beelden die vastleggen en beelden die bewijzen aan de ene kant en beelden die tot nadenken aanzetten aan de andere kant.
Vastleggen kan niet zonder ter plekke aanwezig te zijn en, zeker als het om een nieuwswaardige gebeurtenis gaat, het juiste, of nauwkeuriger geformuleerd: het correcte standpunt en kader te kiezen. Er is een verschil tussen een kiekje en een foto.
Met een beeld dat moet bewijzen dat iets gegaan is zoals gezegd wordt dat het gegaan is – of dit juist moet weerspreken – mag niet geknoeid zijn. Het mag niet gemanipuleerd zijn. Er mogen geen wezenlijke zaken ontbreken, er mag niets aan toegevoegd zijn dat de werkelijkheid geweld aandoet. De maker van het beeld moet ter plaatste geweest zijn. Degene die het als bewijs aanvoert, hoeft er niet bij geweest te zijn. Hij moet blind op maker en beeld kunnen vertrouwen.
Een beeld dat tot nadenken moet stemmen, hoeft geen getrouwe weergave te zijn van de werkelijkheid. Het is voldoende als het beeld naar de werkelijkheid verwijst. Die verwijzing mag een letterlijke zijn, maar ook beelden die in hun abstractie of symbolisme de werkelijkheid weergeven, kunnen aanzetten tot discussie. Voorwaarde is wel dat de toeschouwer het verband ziet of legt. Zonder ankerpunten in de werkelijkheid waarop gereflecteerd moet worden, zal het beeld zijn uitwerking missen. Maar ook een teveel aan ankerpunten kan de toeschouwer afhouden van nadenken. Sommige beelden zijn zo algemeen dat de kijker ze voor lief neemt. Andere zo realistisch dat de kijker zijn blik afwendt.
De kunst is om een kijker met frisse blik te laten kijken naar een werkelijkheid die hem zo vertrouwd is dat hij haar al als te vanzelfsprekend en onveranderbaar beschouwd om nog tot zien, denken, voelen en handelen in staat te zijn. Om dat te bereiken zijn ‘schokkende’ beelden nodig.
Om schokkend te zijn hoeven beelden niet per se gruwelijk te zijn. De kijker een spiegel voorhouden of hem met andere ogen naar de werkelijkheid laten kijken, is al schokkend genoeg. Die kunst – de kunst van het met frisse blik laten kijken – is de
kunst wel toevertrouwd. Kunstenaars beelden niet af, maar verbeelden.
Een kunstenaar hoeft niet ter plekke aanwezig geweest te zijn. Een kunstenaar mag zoveel weglaten of toevoegen, abstraheren en detailleren als hij zelf wil. Voor hem telt alleen het resultaat: het beeld en het effect dat dat beeld heeft op toeschouwers.
Een maatschappelijk betrokken en geëngageerd kunstenaar ziet het als zijn opdracht de kijk op de wereld van de toeschouwer te beïnvloeden. De keuze van zijn onderwerpen staat niet los van zijn engagement.
De kunstenaar die zijn inspiratie haalt uit dood en verderf, moet zich realiseren dat een toeschouwer kan wegkijken. Maar hij mag er ook op rekenen dat, hoe walgelijk, gruwelijk en schokkend zijn verbeelding van het lijden en de pijn van anderen ook is; hoe ongemakkelijk het ook is om er naar te kijken, de blik van de toeschouwer er naartoe gezogen worden. De toeschouwer is een blijft een voyeur.
De kunstenaar heeft de vrijheid om te verbeelden. De vrijheid om zich niet aan de letterlijke werkelijkheid te houden. Dat is een voordeel. Voor een kunstenaar gelden andere regels als het gaat om privacy en piëteit. Ook dat is een voordeel. Een kunstenaar mag spelen en spotten, ergeren en irriteren. Zolang hij maar overtuigt en niet uit is op goedkoop effectbejag.
Leave a Reply