Dit keer ben ik voorbereid en vastberaden. Ik heb de kaart bestudeerd en het terrein verkend. Ik weet de weg. Ik kies het moment zorgvuldig; eerste keren repeteren niet.
De ochtendnevel draagt het gonzen van de stad ver het park in. Daar dempt het de uitgestrekte passen van joggers en het zigzagsnuffelen van uitgelaten honden, maar het legt het af tegen de hamerslagen van een voorname verbouwing. Ik moet naar de overkant. Daar waar het park smal is, daal ik af. De vijver ligt er bootloos bij. Buitengaats is het druk: ik kijk – rechts, links, rechts – en steek over. Even verderop: Hyde Park Gate. Mijn lichaam bereikt de bestemming een fractie eerder dan mijn geest. In dat moment van er nog net niet helemaal zijn, slaat de twijfel toe.
Ze realiseert zich het onmogelijke van de situatie. De enige weg terug in deze cul-de-sac is de weg waarlangs ze gekomen is. Niet één maar twee keer bekeken worden. Twee keer hoon en spot oogsten. Gereduceerd worden: ‘daar heb je er weer één, zo’n literaire pelgrim op weg naar heilige grond’. Ze kan de gedachte niet verdragen. Ze is al genoeg vernederd in haar leven. Tijd om het heft in eigen handen te nemen.
Het is het op één na laatste huis aan de linkerkant. Ik herken het aan de gevel die uitsteekt boven alle andere. Een gezin met acht kinderen heeft ruimte nodig.
Ik vertraag mijn pas en laat de omgeving op me inwerken. De ‘chief scout of the world’ – Robert Baden Powell – woonde op nummer 9 (links) en Churchill ging dood op nummer 28 (rechts). Kensington: het oud-zuid van Londen.
Op gepaste afstand blijf ik staan. Daar werd ze geboren, daar woonde ze 22 jaar: Virginia Woolf, geboren Stephen. Naast de voordeur prijken drie ‘blue plaques’. Ook haar vader – Sir Leslie Stephen, ‘scholar and writer’ – en haar zus – Vanessa Bell, ‘artist’ – zijn het vermelden waard.
Ik keer op mijn schreden terug en laat het trottoir aan een bewoner en zijn drie in slagorde opererende hondjes.
‘Thank you’, zegt hij in het voorbij gaan.
‘You’re welcome’.
Leave a Reply