In navolging van Jos Wuijts – Grunberg bibliograaf/bewonderaar en eigenaar van het Grunberg Archief – vermaakte ook Reinjan Mulder zijn, bescheiden, Grunberg Bescheiden aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Zijn geste haalde de kranten niet, de verhuizing van de dertig dozen van de Stichting Archief Arnon Grunberg wel.
Grunberg heeft twee uitgevers. De ene, de enige echte volgens eigen zeggen, is Vic van der Reijt van Nijgh & Van Ditmar. Hij ontfermde zich lang geleden over een hele jonge Grunberg, daagde hem uit een roman te schrijven en het is niet onopgemerkt gebleven. De andere is Reinjan Mulder. Hij zorgde ervoor dat Grunberg als Marek van der Jagt opnieuw kon debuteren en redigeerde de twee Grunberg-romans die niet bij Nijgh & Van Ditmar verschenen, De joodse messias/Grote Jiddische Roman en Onze oom. Dat tussen deze twee nog niet alles vergeven en vergeten is – welke uitgever staat te juichen als zijn sterauteur een uitstapje naar een ander maakt en zichzelf daarmee serieuze concurrentie aandoet? – bleek toen ze op Manuscripta samen een podium beklommen.
Van der Reijt is een gevatte jongen, een rasverteller, het kost hem weinig moeite lachers op zijn hand te krijgen. Mulder oogt schuchter en wat onhandig. Van der Reijt zat er niet mee Mulder af te troeven en in het nauw te drijven. Hij, Vic van der Reijt, had bijvoorbeeld geen moment getwijfeld. Toen hij Marek van der Jagt las, wist hij dat het Grunberg was. Hoe? Vanwege de typische Grunberg-onvolkomenheden, waarvan de lezer dankzij zijn redigeren gevrijwaard blijft. Voor zover iemand zich nog afvroeg of er sprake is van animositeit tussen beide uitgevers… ja dus.
Die sneer van Van der Reijt was niet de eerste tijdens het gesprek. Maar de eerste was er een van een andere orde. De eerste sneer zat verborgen in een hele relevante vraag over het onderwerp waarvoor Van der Reijt en Mulder samen met Garrelt Verhoeven, hoofdconservator Bijzondere Collecties van de UvA, eigenlijk op dat podium zaten.
Reinjan Mulder was aan het vertellen waaruit zijn ene meter geschonken goed bestaat. Duizend mails, menig kladje en taxibonnetje en manuscripten. Mulder schonk onder andere de steeds definitievere versies van de romans van Marek van der Jagt. Studenten kunnen dus later de wordingsgeschiedenis van De geschiedenis van mijn kaalheid en Gstaad 95-98 bestuderen. Ineens ging Vic van der Reijt, die tot op dat moment belangstellend had zitten luisteren, een licht op. Wie is Reinjan Mulder dat hij dit alles kan schenken? Is Reinjan Mulder wel de rechtmatige eigenaar? Met venijn vroeg hij zich dat vervolgens hardop af: Reinjan, wat deden die manuscripten bij jou thuis? Hoorden die niet in het archief van De Geus?
Een dodelijke opmerking die Reinjan Mulder in een kwaad daglicht stelt, hem tot een ontvreemder maakt. Mulder refereerde nog wel aan de vele literaire kostbaarheden die in de loop der eeuwen in prullenbakken zijn beland vanwege uitgevers zonder historisch besef, maar hij slaagde er niet in Van der Reijt snedig van repliek te dienen. Mulder restte de rest van het gesprek niets anders dan proberen terug te komen uit een geslagen positie.
Het was niet aardig van Vic van der Reijt om zo op de man te spelen. Maar een interessante vraag is het wel. Aan wie behoort de fysieke output van de intellectuele arbeid van een auteur toe? Van der Reijt betwistte niet dat Jos Wuijts het recht had om het Grunberg Archief in bruikleen te geven aan de Bijzondere Collecties van de UvA. Grunberg schonk zijn papieren archief aan Wuijts en daarmee is Wuijts vrij om dit archief ergens onderdak te brengen. Bovendien: Van der Reijt is één van de bestuursleden van de Stichting Archief Arnon Grunberg en medeverantwoordelijk voor de gemaakte keuze.
Als Grunberg Mulder Van der Jagt gegund heeft, dan is er niets aan de hand. Zo had Van der Reijt zijn vraag ook in kunnen kleden.
Garrelt Verhoeven hield zich afzijdig. Hij heeft de buit binnen. Hij heeft bovendien een primeur. Het Grunberg Archief is het eerste ‘levende’ archief – zolang Grunberg leeft blijft zijn archief groeien – in de Bijzondere Collecties. Hij heeft grootste plannen met zijn verworven (bruikleen)bezit, om te beginnen in 2014, twintig jaar na het verschijnen van Blauwe maandagen.
Inmiddels heeft Reinjan Mulder zich herpakt. Hij gebruikt zijn herwonnen zelfvertrouwen om het enthousiasme van Verhoeven en toekomstige studenten en onderzoekers te temperen: het is aan Grunberg om te bepalen hoe en door wie het archief gebruikt mag worden. Dat heeft hij in ieder geval met Grunberg afgesproken.
In het vervolg van het gesprek ziet Mulder zijn kans nog een keer schoon. Als Garrelt Verhoeven heeft uitgelegd waarom zijn Bijzondere Collecties uitverkoren zijn – Grunberg kwam zelf op het idee – en bijvoorbeeld niet het Letterkundig Museum in Den Haag, is het Mulder die sneert. Hij heeft zijn deel per mail aan beide aangeboden: Verhoeven reageerde binnen twee dagen, de conservator van het Letterkundig Museum liet maandenlang niets van zich horen. Mulder heeft geen goed woord over voor zoveel laksheid. Hij heeft geen goed woord over voor het Letterkundig Museum, waarvan de directeur alsnog contact opnam nadat hem ter ore was gekomen dat de UvA aan het langste eind getrokken heeft. Zonder resultaat, dat spreekt. Even toonde Reinjan Mulder zich superieur.
Het wachten is op het moment dat Nijgh & Van Ditmar haar kelders opruimt en de verhuiswagen voor laat rijden. De bestemming is duidelijk. Grunberg hoort nu in Amsterdam. Maar of de uitgever al bij leven van de schrijver afstand doet van het archief is de vraag. Vic van der Reijt liet zich niet verleiden tot een toezegging.
In de Westerliefde werd maar weer eens bewezen dat Arnon Grunberg behalve de meest productieve en de meest getalenteerde schrijver van zijn generatie op dit moment ook de meest spraakmakende schrijver is. Zijn geest waart rond ook waar hij niet is. Zo heeft hij het graag. Zolang hij niet hoeft te verschijnen maar toegewijd aan het schrijven kan blijven is hij in zijn element.
Leave a Reply