Ze kwam het café binnen toen hij net een pagina omsloeg en een slok van zijn wodka nam. Ze ging dichter bij hem zitten dan nodig was. Ze rook naar een recente sigaret. Ze bestelde koffie en staarde naar hem terwijl ze langzaam dronk.
Hij sloeg nog een pagina om en nam nog een slok.
Ze haalde diep adem en vroeg:
‘Wat lees je?’
‘Ovidius’, antwoordde hij zonder op te kijken.
‘Ars Amatoria? Wat voor taal is dat?’
‘Latijn.’
‘Je leest Latijn? Je drinkt wodka om tien uur ‘s ochtends? Wat ben jij?’
‘Ik ben gewoon een vent in een café.’
Leave a Reply