Met nog dertien dagen te gaan, staat de teller op 223 titels. Met een beetje geluk komen er dit jaar nog twee bij – één van die twee is De avonden van Gerard Reve, het eindejaarsboek bij uitstek. Het is schier onmogelijk om uit die veelheid en verscheidenheid het lijstje van de beste boeken van 2011 samen te stellen. Zo lees ik niet. Ik lees niet met de gedachte dat een volgend boek een al eerder gelezen boek kan verdringen uit een imaginaire rangorde. Ik lees boek voor boek en hoop dat het boek dat ik op dat moment lees het lezen waard blijft. Ik ben me bewust van buitenboekse reuring en schrijversreputaties. Ik ken mijn eigen voorkeuren en weet waar ik allergisch voor ben. En juist daarom is het onmogelijk om dat lijstje te leveren. Er bestaan geen objectieve, zelfs geen subjectieve, criteria om de beste boeken in een onweerlegbare volgorde te schikken, net zomin als het mogelijk is om zonder in eindeloze discussies te vervallen de geschiedenis van de muziek samen te vatten in zeventien andersklinkenden.
Toch hebben lijstjes nut. Lijstjes bevestigen smaak en oordeel, maar belangrijker: lijstjes nodigen uit tot lezen. En omdat in mijn kast veel boeken staan die ik nooit ontdekt en gelezen zou hebben zonder de aanbeveling van anderen hier mijn lijstje met vijf boeken die nog meer lezers verdienen.
In chronologie van lezen zijn het:
Emma Donoghue: Room/Kamer. Eindelijk een boek dat de concurrentie met Keri Hulme’s The bone people/Kerewin aankan. Hulme dank ik aan Adriaan van Dis, bij wie ze pijprokend aan tafel zat. Lang was dat voor mij hét boek over een kind in de houdgreep: niet larmoyant, maar uiterst poëtisch. Donoghue laat zien dat de werkelijkheid geen belemmering hoeft te zijn voor literatuur. Zij beschrijft wat wij ons niet kunnen voorstellen.
Dimitri Verhulst: Monoloog van iemand die het gewoon werd tegen zichzelf te praten. Eén van de drie titels die Verhulst dit jaar publiceerde. Het is de meest Vlaamse van de drie: de hoofdpersoon is een bekende wielrenner van niet onbesproken gedrag. Door het verhaal niet vanuit zijn, maar vanuit het perspectief van de enige die op het moment van zijn overlijden bij hem was te vertellen, draagt Verhulst bij aan het onder ogen zien van stigmatiserende beeldvorming.
Tommy Wieringa: Ga niet naar zee. Van groots en meeslepend is Tommy Wieringa overgestapt naar klein fijn. De impact van de miniaturen in Ga niet naar zee overtreft hun omvang in woorden. De maat in de literatuur is de roman. Wieringa bewijst dat dat onterecht is.
David Pefko: Levi Andreas. Het debuut dat dit jaar de meeste aandacht trok, was het veelvuldig genomineerde en weinig bekroonde Bonita Avenue van Peter Buwalda. Andere debutanten die meedongen naar prijzen stonden ten onrechte in zijn schaduw en kregen te weinig aandacht. Levi Andreas drijft op hetzelfde kurk als veel mythische verhalen, maar gaat over de droom van alle mensen: vrij zijn.
Connie Palmen: Logboek van een onbarmhartig jaar. Elk nieuw boek van Connie Palmen noodzaakt tot het herlezen van haar oeuvre, omdat een nieuw boek het schrijverschap van Connie Palmen nader verklaart en aanwijzingen bevat voor het lezen en duiden van haar werk. Wie blijft steken in het ontrafelen van het autobiografische in haar werk doet schrijver noch oeuvre recht. Leg de niet-roman Logboek van een onbarmhartig jaar naast I.M. of Geheel de uwe en het verschil is onmiddellijk duidelijk. Als Connie Palmen een roman schrijft, bekleedt ze een thema met die verhalen waarmee ze dat thema het beste vorm kan geven. Dat die verhalen mogelijk verwijzen naar een herleidbare werkelijkheid doet er voor haar niet toe. Dat er verhalen ontstaan die verwijzen naar de werkelijkheid ook niet. Het gaat Connie Palmen om de laag eronder, om het web dat ze heel zorgvuldig geweven heeft opdat haar woorden en zinnen niet in het luchtledige tuimelen. Je moet wel heel erg niet van Connie Palmen houden om dat niet te willen zien.
Ik heb na Logboek van een onbarmhartig jaar alvast De erfenis en Echt contact is niet de bedoeling herlezen en denk dat ik het/haar een klein beetje begin te begrijpen. Waarschijnlijk is dat ijdele hoop.
Te lezen
Aan het eind van het jaar heb ik als ik goed geteld heb 225 boeken gelezen. Dat betekent vooral dat ik heel erg veel boeken niet gelezen heb. Zoveel dat die 225 daarbij in het niet vallen. Alleen al daarom is het hoogmoedig te denken dat mijn lijstje ook maar iets zegt over (de kwaliteit van) het aanbod. Omdat plicht roept en je niet altijd met een boek op de bank kunt zitten onder het mom dat ook dat werk is, stapelen boeken zich op. Op iedere stapel ligt het boek bovenop dat het verdient om als eerste van die willekeurige gegroeide stapel gelezen te worden.
Bovenste beste boeken die zolang ze ongelezen blijven niet tegen kunnen vallen. Boeken waarvan de reputatie alleen maar groter wordt naarmate ze langer dichtgeslagen blijven. In alfabetische volgorde drie boeken waar ik me zeer op verheug:
Brian Boyd: On the origin of stories: evolution, cognition and fiction. Is er een Darwinistische, evolutionaire verklaring voor het feit dat de mens verhalen vertelt? In een periode waarin kunst voor een luxe gehouden wordt die van het ene op het andere moment wegbezuinigd kan worden, is die vraag behalve interessant misschien wel maatschappelijk relevant. Maar voorlopig ben ik vooral benieuwd wat iemand die zoekt naar de relatie tussen evolutie en fictie vindt.
Bas Haring: Plastic panda’s: over het opheffen van de natuur. Als je tot de conclusie kunt komen dat een daling van de diversiteit niet noodzakelijk de ondergang van de natuur betekent, kun je waarschijnlijk via een vergelijkbare denkroute aannemelijk maken dat ook andere gegevenheden minder vanzelfsprekend zijn dan voorvechters doen voorkomen. Ik hoop dat Bas Haring mij op ideeën gaat brengen en mijn vuurtje van verlangen om minimaal één heilig huisje te lijf te gaan aanwakkert.
Claude Lanzmann: De Patagonische haas. Lanzmann maakte in 1985 Shoah, een nog nimmer overtroffen documentaire over de Tweede Wereldoorlog. Shoah bevat geen gruwelbeelden, maar verklaringen van daders. Dat zij wisten en ondanks dat trots waren en bleven op hun daden, scherper kun je de verschrikkingen van een oorlog niet neerzetten. Ik ben nieuwsgierig naar het leven en de opvattingen van de man die voor die vorm koos om dat verhaal te vertellen.
Herlezen
Aan herlezen kom ik nog minder toe dan aan lezen. Alleen noodzaak zet mij tegenwoordig nog aan tot herlezen. Maar zou ik tijd genoeg hebben, dan zou ik zeker Jane Bowles’ My sister’s hand in mine, in de verwachting dat haar verzamelde werk nog net zo vervreemdend zal zijn als bij eerste, tweede en derde lezing, Imre Kertész Dossier K., een zelfonderzoek zonder ontsnappingsclausule en Jeanette Wintersons Written on the body/Op het lichaam geschreven, vanwege de taal, het verhullen en een zielsverwantschap, herlezen.
Leave a Reply