Het valt niet mee om ze van daar waar ze gestrand zijn – een haperende sluisdeur belette een blijde inkomst – naar het centrum van de stad te krijgen. Vijf taxibedrijven verkopen nee. Het zesde reageert niet-begrijpend, maar is desondanks bereid.
Ze hadden zich de intocht glorieuzer gedacht, de twee mannen, drie vrouwen en die ene geit. Zie ze daar nou staan: gekrenkte personae, verfrommelde figuranten langs de zijlijn. Ze hebben tijd nodig om hun oorspronkelijke vorm aan te nemen.
De geit… Ze is nog jong en het is de eerste keer dat ze van huis is. Thuis leidt ze een beschermd leven. Toch lijkt zij het minst van slag. Dat deze vertoning – de spin-off van een stuk waarin zij een bijrol vertolkte – om haar draait, gaat volledig aan haar voorbij.
Dat zij geen allures heeft maar wel een gebruiksaanwijzing blijkt als het begint te regenen. De miezer, meer is het niet, zorgt voor instant-paniek. Ze mag niet nat worden! Tenminste, dat is wat omstanders opmaken uit de nervositeit van één van de mannen – de man op wiens voorspraak zij hier is.
Tegen de regen is niets voorhanden, maar op het terras van de buren – een toptoptoprestaurant – staan parasols nutteloos te zijn. Ik bedenk me geen moment. Ik trek een sprintje, stort me van de trap die leidt naar de keuken in het souterrain van een pand dat ooit boeken herbergde, leg uit wat het probleem is – ‘we hebben een biologische geit te gast die niet nat mag worden. Mogen we een parasol van jullie lenen zodat ze kan schuilen tegen de regen?’ – hoor een ‘ja, natuurlijk, neem maar mee’, spurt met twee treden tegelijk de trap weer op, lift een parasol inclusief betonnen voet en strompel buiten adem terug, terwijl ik het doe voorkomen alsof deze inspanningen mij niet de minste moeite kosten.
Het gezelschap heeft zich inmiddels verplaatst naar het gazon, waar binnen nu en zo dadelijk het welkom over de hoofden van de gasten zal worden uitgestort. Het wachten was op de parasol. Zodra die staat en de geit er met dwingende hand onder gemanoeuvreerd is, kan het feest beginnen.
De geit heeft geen oor voor de lovende woorden. Zij heeft alleen aandacht voor de ondergrond – een ondergrond die meegeeft, dat is ze niet gewend. Ze buigt haar kop, strekt haar nek en betast onwennig met haar lippen de sprieten, ze ruikt… ze hapt niet.
Ik ben niet de enige die haar gadeslaat. Als we in optocht optrekken naar de plaats waar het allemaal echt gaat gebeuren, komt de vrouw die hoort bij de man om wie het hele circus draait naast mij en de geit lopen. ‘Ze is niet gewend aan gras, thuis krijgt ze alleen brokjes. Als ze nat gras eet, krijgt ze obstipatie.’
Zo zit het dus. Wat een gedoe om niks. Een beetje geit, ook een biologische, kan heus wel tegen een regenbuitje en wat ze niet kent, vreet ze toch niet.
Terwijl het programma nog in volle gang is, sluip ik weg om op te ruimen. Als de parasol weer op zijn plaats staat, schiet ik nog even bij de buren naar binnen om te bedanken.
‘Wat was dat nou met die geit?’
‘Dat vertel ik nog wel een keer. Ik heb haast. Ik moet haar zo nog aan boord van een schip takelen.’
Leave a Reply