Ademhalen onder de maan is (ongeveer – het ligt er een beetje aan wat je wel en niet meetelt) de tiende dichtbundel van Ingmar Heytze en Ingmar Heytze is zo langzamerhand een van de dichters die de Nederlandse poëzie zoals we hem nu kennen heeft vormgegeven. Als chroniquer van het moderne leven schrijft hij altijd toegankelijke, herkenbare poëzie, wars van cryptische taal en snobisme.
Nou hou ik wel van een beetje literair snobisme en nog veel meer van cryptische, moeilijke poëzie dus Heytze is niet helemaal mijn dichter. Maar goed, dat kan ook rancune zijn omdat hij 3000 euro voor een gedicht in opdracht kan vragen en ik het moet doen met 185 euro royalties per jaar.
Alle geklets terzijde kun je bij het lezen van Heytzes werk, en deze nieuwe bundel is geen uitzondering, natuurlijk alleen maar concluderen dat hij vijftien jaar geleden een fenomenaal talent was en dat dat talent zich nu heeft ontwikkeld tot een dichter die met ogenschijnlijk enorm gemak nagenoeg perfecte gedichten aflevert.
Maar vaak mis ik toch het rauwe randje, de zichtbare pijn van een dichter die meer doet dan goede gedichten schrijven. Ik zie graag een dichter die afdaalt, in zichzelf of in de krochten van ons gemeenschappelijk bewustzijn, en daar minder mooie waarheden bovenhaalt. Een dichter die de vrijblijvende mijmering achter zich kan laten en die daarbij het behagen van zijn publiek op een tweede plaats stelt (en daarmee ook, helaas, zijn eigen commerciële succes dwarsboomt – dat terzijde).
Een, op zich geinige, observatie als ‘Wasstraat’, waarin een autowasstraat wordt beschreven als ‘een kokend, mechanisch heelal / met vrij spel voor wind en water’ en ‘een tunnel waar je / stuurloos door rijdt in zijn vrij en als oud licht / uit tevoorschijn komt – stralend’, mist wat mij betreft – om maar eens een recensentenwoord te gebruiken – urgentie.
Het gedicht dat op de volgende pagina staat is daarentegen weer briljant in zijn meerduidigheid, zijn maatschappelijke verwijzingen (studentenverenigingen, Islam) en zijn vormgeving als persoonlijke reis:
Inwijding
Op een dag treed ik toe tot een Vereniging.
Rond middernacht word ik van mijn bed gelicht,
geblinddoekt, in een habijt gehesen en een trap
af geleid naar een koele, geurende kelder.
Iemand zingt in een taal die ik niet ken.
Iemand anders reikt een beker aan. Die moet ik
tot de bodem legen. Met een cakewalk in de knieën
ga ik langs een haag van stemmen, dozijnen
handen op mijn lichaam, over mijn gezicht,
ik wentel als een soefi maar verlies mijn evenwicht,
de galm van drie gewetensvragen in mijn oren –
en als ik bijkom aan de voet van een plataan
in een zuidelijk land, zonder idee hoe ik daar ben
gekomen, begrijp ik dat het tijd is voor mijn avontuur,
dat ik niet langer alleen ben – dat voortaan alles,
alles anders zal zijn.
Het poëtisch vakmanschap van Ingmar Heytze – er staat ook een aantal prozagedichten in deze bundel en ook dat gaat hem makkelijk af – kun je alleen maar bewonderen, maar wie – zoals ik – op zoek is naar rauwe, schurende poëzie is bij hem meestal aan het verkeerde adres. Heytze schrijft ook helemaal niet voor die mensen. Heytze schrijft niet voor collega-dichters en niet voor recensenten. Heytze schrijft voor echte lezers. En gelijk heeft hij.
Judith says
Leuk stukje. Vooral leuk omdat je één van mijn favorite termen gebruikt: ‘literair snobisme’ (een andere favoriet is het Engelse ‘ubiquitous’). Ik houd echter helemaal niet van literair snobbisme. Ik houd overigens ook niet van gedichten, maar als ik dan toch eens een gedicht helemaal uitlees, is het eerder eentje van Heytze dan van een moeilijk dichter waar je in eerste instantie weinig van begrijpt en de rest van de dag bezig bent met de analyse.
Ik ben het dus helemaal met je eens wat betreft je mening over de doelgroep van Ingmar Heytze!
leentje says
Net als Judith ben ik geen poëzielezer en als ik één gedicht lees, dan heb ik al gauw het gevoel dat ik diep moet nadenken om er iets ingewikkelds van te vinden en dan liefst iets dat ook nog beaamt wordt door andere poëzielezers. En zelfs bij Heytze overviel dat gevoel me bij het eerste gedicht. Naarmate ik er meer las verdween dat en dat zal vast en zeker te maken hebben met de ‘doelgroep’ die je omschrijft. Leuk om jouw recensie te lezen, juist omdat je er anders tegenaan kijkt.
Bouke Vlierhuis says
@Judith Ja, snobisme is echt iets om voor op te passen als je zo ‘in de poëzie zit’ als ik. Je vergeet maar al te makkelijk dat er mensen zijn die niet 4 dichtbundels per week wegkauwen. Ik vind het ontzettend knap van Heytze dat hij zo helder en toegankelijk kan blijven, zonder kinderachtig of afgezaagd te worden.
@leentje Dank! En: poëzie lees je voor jezelf en niet om aan anderen te laten zie hoe slim je bent. Ik hou van een stevige discussie over een gedicht en in mijn stukken geef ik natuurlijk mijn mening, maar uiteindelijk is het toch een kwestie van smaak. Maar dat kun je als recensent natuurlijk niet opschrijven want dan maak je jezelf overbodig ;-)