Je ziet niet zo heel vaak dat twee dichters samen een bundel maken. Daarom alleen al is In omgekeerde richting van Bernlef en Hans Tentije interessant. Daar komt bij dat het ook niet de minste dichters zijn, deze twee.
In omgekeerde richting is een heruitgave van een bibliofiel boekje dat verscheen bij uitgeverij Atalanta. Verder is er – collega Joop Leibbrand verbaasde zich er op Meander al over – nauwelijks iets bekend over de achtergrond van dit project.
Het wordt allemaal nog wat mysterieuzer gemaakt doordat onder de gedichten niet vermeld staat wie de dichter is. Daarvoor moet de inhoudsopgave worden geraadpleegd. Of eigenlijk niet, want zo’n duobundel is gevaarlijk: vergelijken is makkelijk en als ik de beste gedichten uitzoek, kom ik achterin steeds de naam van Hans Tentije tegen. Zijn vloeiende taal met die lange woorden (‘droomdoorschoten’, ‘brandingsgolven’, ‘heropvoeringen’) en de rijke, precieze beelden stelt Bernlefs wat hoekige, formele stijl in de schaduw. Niet dat het slechte gedichten zijn, maar een maatje kleiner dan Tentije is Bernlef wel.
De gedichten reageren op elkaar, schijnt. Het is een ‘gedichtenwisseling’. Dat geeft een idee van chronologische ordening en het is dan ook verleidelijk op zoek te gaan naar een verhaallijn. Overigens, op drie plaatsen in de bundel volgen twee gedichten van dezelfde dichter elkaar. Hoe we dat in deze context moeten zien is niet duidelijk.
In het begin is het verhaal in de gedichten wel te onderscheiden. Een zwerftocht langs de kustlijn (Zeegang in omgekeerde richting, heette de bundel in zijn eerdere verschijningsvorm) geeft ruimte voor en aanleiding tot allerlei overdenkingen. Het ‘niet zijn waar je bent’ – het in het hier en nu zijn, maar voor een deel nog in het verleden leven – komt als thema regelmatig terug.
In het begin haken de dichters expliciet aan bij elkaar gedichten (‘Versprak of verschreef je je soms, toen je het woord voorgeboorte / gebruikte terwijl je eigenlijk voorgeborchte bedoelde?’ schrijft Tentije aan Bernlef) maar naarmate de uitwisseling vordert worden de verbanden losser. De beide dichters vertellen hun eigen verhaal. Oude mannen, die samen melancholisch mijmeren, herinneringen ophalen en naar de zee staren. Als je het zo samenvat klinkt het niet heel aantrekkelijk, maar het levert, zeker voor liefhebbers van onze Noordzeekust (en wie is dat niet?) mooie beelden op:
helmplanters nemen stap voor dwarse, schrapgezette stap de buitenste
duinenrij onderhanden, terwijl de spanten en raampartijen
van het Noorderpaviljoen losgehaald en voor de herfststormenuit
naar de winterberging worden gebracht
achter die verdwijnende, verdwenen ramen
schuifelen, in innige omstrengeling, dansparen voort die geen afscheid
kunnen nemen, niet van elkaar, de ander
in zichzelf, noch van het schrijnend gezongen
I didn’t know what time it was…
maar het hart, als buiten de zee tekeergaat –
wat moet iemand dan die zich zo aan het geluk heeft bezeerd?
(uit: Hart en tijd)
Leave a Reply