Sommige muziek is goed van slechtheid. Sommige musici weten onbeholpenheid en monotonie tot een kunstvorm te verheffen. Zo iemand is Brant Bjork.
Brant Bjork is zonder twijfel een belabberde gitarist, maar niemand die mij wat langer kent, IRL of op Twitter, is ontkomen aan mijn grenzeloze bewondering voor (en eindeloos gezwatel over) deze Californische rasmuzikant die, na jarenlang de drijvende, pompende, beukende kracht (want hij is namelijk wel een geniaal drummer) te zijn geweest achter de sound van legendarische bands als Kyuss, Fu Manchu en Che, begon aan een solo-carrière als multi-instrumentalist en thuisproducer.
In die hoedanigheid heeft hij inmiddels negen albums in elkaar gehuisvlijt. En ze zijn allemaal even onbeholpen en even geniaal. Als tekstschrijver is Brant Bjork bij vlagen een groot dichter (ik citeer hem vaak in mijn werk) die spreektaalflarden en Oosterse wijsheden in elkaar draait tot pakkende liedjes en bij (veel grotere) vlagen grossier in clichés en rijmelarij. Ik citeer even de eerste tekst van hem die Google ophoestte. Het is ‘The Good Fight’, van het album Local Angel:
Im like boiling water
You better get of my way
you see i was born a fighter
gonna fight the good fight for the rest of my days
cruising down the boulevard
the one that has no end
ooh, my head keeps rolling
like a summer breeze
only some of us sleep at night
and only some of us dream
I’m right here,
cuz u see I’m not all there
so many wanna, wanna be right
so I guess I just don’t care
so I keep my faith in the moonlight
but I got no place to stay
cuz I bareley paid my rent last month
but she loves me anyway
Een schaamteloos bijeenraapsel van rock’n’roll-gemeenplaatsen. Echte puberale bagger. Maar dan staat er, daar ergens in het midden, ‘only some of us sleep at night and only some of us dream’. En daar kan ik dan weer maanden mee bezig zijn, met zo’n regel.
En dat geldt voor bijna al zijn teksten: kleine briljante brokjes, zwemmend in een soep van meuk.
Eigenlijk heeft Bjork maar drie of vier verschillende nummers in zich. De rest is herhaling, of in het beste geval hercombinatie, van zetten. Maar ook dat weet hij tot een pluspunt om te buigen. Juist die monotonie maakt het luisteren naar zijn albums zo’n hypnotische belevenis. En als er dan opeens een topnummer langs komt – op elke plaat staat er wel eentje – is de impact des te groter. Zie bijvoorbeeld ‘Cheap Wine’:
En op het podium… Tja, goed kun je het niet noemen, maar het is een belevenis.
Een geweldig zanger is hij ook al niet en hij laat zich begeleiden door een band met wisselende samenstelling die ‘The Operators’ of ‘The Brothers’ genoemd wordt en die voornamelijk bestaat uit stonede langharigen die, net als Bjork zelf, geïnteresseerder lijken in de knoppen van hun versterker dan in het vermaken van het publiek. Je moet het dus vooral van de trance van de herhaling-met-piepkleine-variaties hebben, net als bij housemuziek.
Het is gefreak. Muziek voor de muzikanten en drugsgebruikers. Een celebratie van puberaal gepingel. Het is anti-muziek.
Kijk eens naar deze video, waarop hij backstage bij Rockpalast (een van de beste televisieprogramma’s, BTW, die Duitsland ooit heeft voortgebracht) een liedje speelt. Aan de verkrampte houding van de rechterhand en de manier waarop hij zelfs bij de eenvoudigste akkoorden naar zijn linkerhand moet kijken zie je dat je van doen hebt met een op zijn minst onervaren – maar misschien ook wel niet erg getalenteerde – gitarist.
Dat hoor je ook aan hoe hij vaak het laatste deel van de maat vult met een soort rammeltje, een half-ritmische beweging van de rechterhand, die geen equivalent heeft in de linkerhand. Overbodige ruis die een goed gitarist zou weglaten om de stilte zijn werk te laten doen. Als je naar het filmpje hierboven kijkt zie je waar dat vandaan komt: het is puur gebrek aan controle – het is slecht gitaarspelen. En toch… Het is de Brant Bjork-sound. De sound zonder welke ik niet aan een lange autorit begin.
Misschien zijn die overbodige linkerhandslagen (en de volstrekt voorspelbare loopjes en akkoordenschema’s) wel juist waarom ik zo gek ben op de muziek van Brant Bjork. Hoor ik in hem de puber die ik was, het jongetje dat op zijn gitaar zit te rammen en droomt van wereldfaam?
Heeft Brant Bjork het geheim gevonden waardoor je eeuwig zestien kan blijven?
Voor wie de smaak te pakken heeft: hier staat een playlist met zo’n honderd Brant Bjork video’s
Erwin says
Ik vind dat je hem behoorlijk tekort doet in je analyse. Ik ben het zeker met je eens dat hij niet de beste gitarist of zanger is maar hij heeft eenvoud en weglaten tot een kunst verheven. Kwa vibe is hij wat mij (en vele anderen) betreft niet te evenaren en dat geeft aan dat niet in de technische uitvoering hoeft te liggen. Ritmisch vind ik hem erg sterk en dat is natuurlijk ook niet gek met zijn achtergrond. Die rammeltjes zijn gewoon los spelen en dat is iets wat je vrij veel hoort in het Stoner genre. Gitaristen als Bob Balch van Fu Manchu (zeker niet de minste gitarist) leggen juist de nadruk op die losse rammels omdat ze er op die manier extra dramatiek/dynamiek in leggen.
Bouke Vlierhuis says
Begrijp me niet verkeerd, Erwin: ik ben een enorme fan van Brant Bjork. Dat is ook de reden dat ik me eens wilde verdiepen in wat zijn muziek nou zo goed maakt.
Omdat hij zo’n steengoede drummer is, zijn zijn platen inderdaad superstrak en dat maakt de groove inderdaad onweerstaanbaar. In de auto draai ik niets anders en vaak heb ik hem tijdens het schrijven ook aan staan.
Ik vind Bob Balch als gitarist wel een tandje of twee beter dan Bjork, hoor! In zijn nootkeuze is hij veel origineler (maar wel een stuk minder funky, uiteraard).