Aanvankelijk af en toe maar inmiddels heel regelmatig word ik – op tijden dat ik zelf al in de ruststand sta – gebeld door iemand die nog voordat ik kan bevestigen dat ik het ben, vraagt hoe het met me gaat.
Op mijn antwoord zit zij niet te wachten. De voor de vorm gestelde vraag komt voort uit aangeleerde beleefdheid en gespeelde empathie. Het gaat haar om haar en wat haar nu weer is aangedaan. Desondanks hoor ik haar geduldig aan en geef keer op keer suggesties ook al vermoed ik dat die als ze haar ene oor al bereiken haar hoofd door het andere onoverwogen verlaten.
Als ze mij belt, is dat een noodoplossing. Haar vaste steun en toeverlaten zijn dan: in gesprek/niet thuis/niet in de stemming/gewaarschuwde mensen*.
De behoefte aan nummerherkenning dringt zich inmiddels ook aan mij op.
* doorhalen wat niet van toepassing is
Leave a Reply