als bloed in natte sneeuw
verwatert in wit,
als in een vergiftigde rat
darmen in de buikholte doodbloeden
inwendig met ondergronds rot verwant
zo wist ik al
zo doorboorde jij mijn honger
met je vleugelwijde ogen
en woekerde je jezelf
mijn buikvlies in
licht dat sterft
als ieder als elk als ik
(uit: ‘Ariadne’s klaagzang I’)
Zo begint Schrikdraad van Herlinda Vekemans. Met zulke openingsregels weet je al dat het in ieder geval geen ‘mooie’ bundel gaat worden. Loodzwaar wordt het echter ook niet. Vekemans weet meestal een goede balans te vinden tussen lichtvoetigheid en duisternis, zoals in ‘Binnenverblinding’:
het is als was er nooit
lege ruimte geweest
en waren we louter voer
voor de grote binnenspin
De dierenwereld, met zijn vanzelfsprekende, amorele wreedheid, speelt vaak een rol in deze bundel. Schrikdraad verwijst continu naar de klassieke oudheid. Die ‘inspiratie van buiten’ levert bij Vekemans goede gedichten op, zoals ‘Theseus’, een multi-interpretabel vijfregelig vertellinkje dat over de liefde gaat. Of toch over de taal?
Ook het aangrijpende ‘Dionysos’ is mooi. De god van de wijn wordt daarin niet, als zo vaak, voorgesteld als losbandig feestbeest, maar als eenzame melancholicus die moeite heeft de dagen door te komen.
Vaak neemt Vekemans het dichten en de taal zelf als onderwerp. Dan komen er wat holle zinnen als ‘in schrikkeljaren worden sprokkelwoorden geboren’ en weinig beklijvend klankspel als ‘weer woonbaar woordweefsel / is vergeefs ontstaan / ook noodtaal / laat nodeloos begaan’.
Soms overschaduwt het taalgefrutsel dus de onheilspellende beelden een beetje maar meestal is Schrikdraad een mooie combinatie van taalplezier, klassieke thema’s en rauwe beelden.
Leave a Reply