Er zijn mensen voor wie televisie kijken een uitje is. Er zijn namelijk mensen die er een sport van maken om bij zoveel mogelijk verschillende programma’s publiek te zijn. Er zijn mensen die elkaar daarvan kennen en, terwijl ze wachten om een zaal of studio binnengelaten te worden, hun ervaringen uitwisselen na eerst belangstellend geïnformeerd te hebben waar de ander de laatste tijd zoal publiek geweest is.
Waarschijnlijk doen ze dit – publiek zijn, niet het uitwisselen van ervaringen – in de hoop tijdens de uitzending, in de herhaling of op uitzendinggemist, een glimp van zichzelf op te vangen. Ik kan me tenminste niet voorstellen dat het hun te doen is om een gratis kopje koffie of een goody bag. Er bij zijn en het meemaken, daar gaat het om, en voor velen is dat ongeacht het programma, de presentator of de gasten.
Publiek zijn is niet hetzelfde als een kijkje nemen achter de schermen. Wie publiek is, is in functie en gehouden aan regieaanwijzingen, gegeven door de floormanager. Vanaf het moment dat er op één van de camera’s een rood lampje gaat branden, zit het publiek gevangen in een andere werkelijkheid en is het zich hyperbewust van zijn eigen aanwezigheid.
Afgelopen vrijdag was ik publiek. Ik zat in de zaal bij De waan van de dag, een programma waarin de journalistiek en de media onder de loep genomen worden. Ik was daar geheel uit vrije wil, maar niet op eigen initiatief. Als je eerder belangstelling getoond hebt, weten ze je te vinden als er een zaal gevuld moet worden.
De waan van de dag is koren op mijn molen, en van Clairy Polak kan ik veel leren. Op naar Hilversum dus, op naar het Raadhuis van Dudok.
Het sms’je van de AIVD over de impasse tijdens de onderhandelingen in het Catshuis; een seksrel in Wassenaar en de overheid die journalisten meer dan ooit op de hielen zit, dat zijn de onderwerpen deze week.
Een constatering: wij journalisten moeten door het stof omdat we ons teveel laten leiden door hypes en hoaxes. In plaats van tegenwicht te bieden tegen een realiteit waarin echt en geënsceneerd steeds moeilijker van elkaar te onderscheiden zijn, zwicht de journalistiek te vaak voor veranderende mores en middelen om gelijke tred te houden met de sociale media en burgerjournalistiek.
Geen nieuws is geen nieuws. Ondanks alle veranderingen blijft dat de harde journalistieke realiteit, en van geen nieuws kun je geen nieuws maken. Hoe ervaren en geroutineerd je ook bent.
Iets anders is: je er bij neerleggen dat er geen nieuws is als gevolg van een mediastilte. En je vervolgens gek laten maken door één sms’je. Hoe ervaren en geroutineerd je ook bent.
Van het ene in het andere uiterste en voor je het weet, is de waan van de dag niet langer de van zelfspot doordrenkte titel van een programma over journalistiek en media, maar weer gewoon het hardnekkige vooroordeel van lezers, luisteraars en kijkers en de selffulfilling prophecy die een beroepsgroep gevangen houdt.
Aan tafel winden ze er geen doekjes om. Ik zit de dertig minuten dat het programma duurt op het puntje van mijn stoel, figuurlijk dan, vanwege de floormanager. Ik kijk en luister, ik metakijk en metaluister. Ik kijk de kunst af en het kriebelt. Ik wil ook (weer).
Nog liever dan publiek zijn, wil ik achter de schermen. Daar had ik na afloop kunnen vragen waarom in het midden werd gelaten en eigenlijk niet hardop gezegd mocht worden wanneer Marja Wagenaar promoveerde op de RVD.
Leave a Reply