Op de avond van de eerste gure april van het jaar tweeduizend en twaalf zit Engelhart aan tafel en mijmert over Engelhart zijn, naar Engelhart zijn mening, eenzame tocht door dichtersland. De ogenschijnlijke vriendschappen, de latere naijver. Engelhart schenkt zich een grappa in. Een dichtersland dat zich niet bekommert om lieden als Engelhart, veel te openhartig en gevaarlijk die Engelhart. Die moeten we her en der maar eens wat doodzwijgen. Van die bewering, daar is Engelhart namelijk van overtuigd. En Engelhart zijn advocaat eveneens. Om over de achterstallige gages nog maar te zwijgen. Maar gelukkig regelt Engelhart zijn advocaat dat allemaal. Bij het woord ‘dood’ echter schiet Engelhart volstrekt onwillekeurig, maar hoogstwaarschijnlijk op onbewust niveau toch ook weer niet, een anecdote te binnen.
Engelhart nipt van zijn grappa, steekt een fijn sigaartje op en herinnert zich.
Tijdens een muziekavondje, ergens in de negentiende eeuw, voegt een bekende jonge talentvolle dichter en schrijver een majoor toe een bergbewoner met een grote prikker te zijn, om welke duistere reden ook. En dat levert wat op!
Nog de volgende dag ontvangt de jonge dichter, een ware romanticus, een uitnodiging van de majoor voor een duel. En jawel, op vijftien juli achttien een en zestig staan inderdaad de majoor en de dichter tegenover elkaar. De klaprozen bloeien uitbundig. Wij voelen de tragedie razendsnel naderen.
Zonder ook maar een enkele aanwezige te verbazen, weigert onze dichter te schieten.
Op zo een dwaas schiet ik niet waren zijn laatste woorden. De tot op het bot beledigde majoor werd rood en wit en geel en groen tegelijk en richtte door demonen bezeten uiterst nauwkeurig op de romantische dichter en schrijver. Een knal en wat lichte kruitdamp deden moeiteloos de rest.
De romantische dichter en schrijver was Lermontov. De majoor is verder onbekend gebleven, dit was zijn enige bijdrage aan de literatuur.
Engelhart zucht. Engelhart nipt van zijn grappa en blaast een kringetje omhoog, Engelhart is helemaal niet als Lermontov. Wat een onschuld denkt Engelhart, en zie hoe iets dergelijks afloopt. Een dergelijke belediging als die Lermontov bezigde, behoort ook helemaal niet tot het arsenaal dat Engelhart aan beledigingen bezit. Wat een andere tijden waren dat toch, meent Engelhart.
De avond is nog lang.
Leave a Reply