Engelhart heeft het zwaar, maar het gaat beter. Drie dagen heeft Engelhart wezenloos boven in het hoge huis in de echtelijke sponde gelegen, zich afvragend of Engelhart en zo ja op welke wijze hij heel zijn leven weer terug zou kunnen brengen naar de eenvoud, de rijkdom van het schrijven alleen.
Theodoor Brumming, directeur en hoofdredacteur van uitgeefhuis De Manke God, bijvoorbeeld, is een beste vent, een aimabel mens ook, en in een vastgelegd idioom is hij zelfs een uitstekend dichter, maar uiteindelijk doet Theodoor het voorkomen alsof hij geld verdienen wil; in feite echter is Brumming koning van een merkwaardig kantoor, waarin, naast het kantoor van de uitgeverij, zelfs een theatertje en meditatieruimte, dankzij Brumming, op, voor Engelhart, onbegrijpelijke wijze, een zeker bestaansrecht lijken te hebben gevonden. Meer decor dan kantoor schijnt het onwillekeurig Engelhart toe.
Brumming, meent Engelhart terwijl hij bedachtzaam hoog over het hofje schouwt, begrijpt niet veel van zijn auteurs, en zeker niets van de marktwerking der dichtkunst, die, zoals Engelhart heel goed weet, niet bestaat.
Van publieke relaties, alsmede de sociale media, heeft Brumming beslist geen kaas gegeten, desondanks wil Brumming alles: en Engelhart niet meer dan de eenvoudige rijkdom van het schrijven alleen.
Engelhart, beseft Engelhart, behoort meer voor zichzelf, voor wat Engelhart, niet Brumming, wil op te komen. Een leven naar eigen genoegen, indeling en verstandig inzicht, dat wil hij. Niet altijd weer zinloos verstrikt raken in van alles en nog wat: interessante figuren weliswaar, stuk voor stuk, Engelhart kent namelijk geen saaie mensen, maar zelfs zij helpen Engelhart al met al geen steek verder. Integendeel.
Engelhart zal Dagen van Van Putten, bijvoorbeeld, zelf moeten redigeren. Van Brumming heeft Engelhart niet veel te verwachten, hoewel anders afgesproken. Dat is goed vindt Engelhart, maar alsjeblieft, laat Brumming hem dan verder met rust laten, met zijn plannen, zijn ideeën en wat al niet meer.
Graag een beetje rust voor Engelhart, die kortelings nog drie dagen wezenloos op bed gelegen heeft. Die nu weer aardig opkrabbelt, en meent dat hij de manieren waarop Engelhart zijn krachten aanwenden moet, ten langen leste, haarscherp in het vizier heeft.
Leave a Reply