Honderden schrijvers en filmmakers hebben zich er al mee beziggehouden: wat als de mensheid wordt uitgeroeid – bijna wordt uitgeroeid natuurlijk, want er moeten helden zijn, overlevers – door een virus, een natuurramp of, om zijn dreigende symboliek de meest gekozen optie, een nucleaire oorlog. De literaire verleiding van het thema is duidelijk: het appelleert aan een diepgevoelde angst en het biedt de mogelijkheid om de wereld compleet opnieuw in te richten.
Voor Metro 2033 heeft Dmitri Gloechovski de metro van Moskou als basismateriaal gekozen. Boven de grond is het door het stralingsgevaar en de ronddolende mutantenhorden te gevaarlijk. De overgebleven mensen hebben zich dus in de metrotunnels verschanst en leven daar zo goed en zo kwaad als het gaat verder. Ze kweken varkens en paddenstoelen, ze wonen in tenten op de perrons.
Omdat ieder metrostation een eigen samenleving vormt heeft Gloechovski alle ruimte voor sociale experimenten. Zo heeft een verbond van stations op de ringlijn de ‘Hanze’ gevormd, een sterke handelsnatie die niet aarzelt om haar welstand met geweld te verdedigen. Maar er is ook een heuse Sovietunie van communistische stations. Er zijn fascisten, satanisten en kannibalen die een godheid aanbidden die ‘De Grote Worm’ genoemd wordt, maar die hoogstwaarschijnlijk een tunnelboormachine is. ‘De Polis’, zoals het station onder de Moskouse bibliotheek genoemd wordt, is een teleurstelling. In dit vermeende bastion van wijsheid en ontwikkeling hebben ze weliswaar alle boeken ter wereld ter beschikking, maar men verspilt zijn tijd met het zoeken naar (en ruzie maken over) het waarschijnlijk niet-bestaande Ene Boek.
De goedaardige held Artjom maakt een interessante ontwikkeling door. Opgegroeid op een klein, perifeer stationnetje kent hij de rest van de metro alleen via de verhalen die hij via-via hoort. Als hij zelf uiteindelijk op reis gaat, door de mysterieuze ‘Hunter’ op een geheimzinnige missie gestuurd om zijn thuisstation van de ondergang te redden, blijken die verhalen stuk voor stuk onzin. Niet monsters, mutanten, demonen, geesten of reuzenratten moet je vrezen als metrobewoner. Nee, het zijn de mensen zelf, je soortgenoten, waar je bang voor moet zijn. De mens is bang, dom, bijgelovig en egoïstisch en iedere vorm van beschaving die hij opbouwt brengt uitsluiting, machtsmisbruik en geweld met zich mee.
Dat gezegd hebbende moet me wel van het hart dat Gloechovski die boodschap er een beetje overdreven inhamert. Het reizen door de donkere metrogangen is niet eenvoudig en veel tijd wordt dan ook doorgebracht met het wachten op vervoer en het zoeken naar voorraden of slaapplaatsen. Er wordt in die loze uren ontzettend veel rondom kampvuurtjes gezeten en gepraat, gepraat, gepraat. Daarna wordt in de monologue interieur van Artjom alles nog eens op een rijtje gezet, herhaald en in een duidelijk moreel kader geplaatst. Dat geldt ook voor de dromen die hem iedere nacht bezoeken. De lezer die tussen de regels door kan lezen bladert dus regelmatig een paar pagina’s vooruit.
Ook staan er slordige fouten in het boek. Uitstekende (want aan de oppervlakte geplunderde) cognac is een pagina verder ineens ‘huisstook’ en in een ‘kruipruimte’ wordt ‘gelopen’ (‘op een drafje’ zelfs).
Het snoeimes van een goede redacteur had, kortom, van de 530 goede pagina’s van Metro 2033 400 briljante kunnen maken.
Maar het boek is, zoals dat hoort bij science-fiction, in de eerste plaats een eigen wereld. Binnen die wereld heeft Gloechovski de strijd die de mens – maar ook ieder ander organisme – voert om te overleven neergezet in een meeslepend verhaal, waarin op de achtergrond steeds luider de vraag klinkt of de mensheid zijn voortbestaan wel verdient.
Glagoslav, 2012
ISBN 9789491425004
542 p., €26,15 (PDF €15,70)
Deze recensie maakt deel uit van de Not Just Any Book blogtournee rondom Metro 2033
Leave a Reply