Tim Krabbé heeft zijn eigen wielerronde. De Ronde van Tim Krabbé is een ‘cyclosportieve ereronde’ door de Cevennen, het parcours van De renner volgend met als kers op de taart een klimtijdrit op de Col d’Uglas. De eerste editie vond plaats in 2003, precies vijfentwintig jaar na het verschijnen van het boek.
In De renner draait het om de Ronde van de Mont Aigoual, een wedstrijd van 137 kilometer met start en finish in Meyrueis. Onderweg moeten de nodige colletjes beklommen worden. Tim Krabbé, die de ronde reed op 26 juni 1976, doet in De renner als zichzelf kilometer voor kilometer verslag van het koersverloop en zijn eigen strategische overwegingen. Hij rijdt en lezer rijdt mee op de gedachten in zijn hoofd en krijgt op die manier inzicht in de manier waarop een wielrenner denkt, kijkt, anticipeert en afziet. De koers gaat in het hoofd van Krabbé allianties aan met zijn eigen koersverleden en markante wielerfeiten, en ook die deelt hij met zijn lezers.
Dat het wielrennende personage Krabbé in De renner zo coherent denkt, is bijna een wonder als je zijn eigen woorden moet geloven: ‘Je bewustzijn is klein op een fiets. Hoe zwaarder de inspanningen, hoe kleiner. Iedere beginnende gedachte is meteen helemaal waar, iedere onverwachte gebeurtenis is iets dat je altijd al geweten had maar even vergeten was. Een doorhamerende zin uit een liedje, een steeds opnieuw begonnen deelsom, een uitvergrote boosheid op iemand is voldoende om je gedachten te vullen.’
De renner Krabbé laat zich regelmatig terugzakken, doet dan weer eens het nodige sleurwerk om aan het eind uit een zo goed als geslagen positie kansrijk op kop te komen. Als hij uiteindelijk met iets meer dan een banddikte verslagen wordt, heeft hij flink de smoor in. Tweede worden, terwijl hij er al op rekende de winnaar van Ronde van de Mont Aigoual te zijn, is onverdraaglijk. Alleen winnen telt en ‘tegen je verlies kunnen is een verachtelijke uitvlucht, een belediging van de geest van de sport. Wie tegen zijn verlies kan dient van sportbeoefening te worden uitgesloten.’
De renner, dat dus dateert uit 1978, werd een cultboek. Het zette wielrenners aan tot lezen en lezers tot wielrennen – waaronder Thijs Zonneveld. Zonneveld – dit jaar een week lang tafelheer van Mart Smeets in De avondetappe – die hem in 2005 rijdend en rekenend behulpzaam was bij zijn onderzoek naar de ultieme tijd om de Col d’Uglas in te beklimmen. Tim Krabbé mat zijn vorderingen als wielrenner af aan de tijd die hij nodig had om deze col te bedwingen. In Col d’Uglas – alt 539, geschreven ter gelegenheid van de vijfde Ronde van Tim Krabbé, doet hij uitgebreid verslag van die vorderingen.
Uit Col d’Uglas – alt 539 valt op te maken waar Tim Krabbé blijkens een korte kanttekening in De renner mee bezig was. ‘Toen ik mij in 1973 voor een eerste periode van cyclo-literair kluizenaarschap terug trok in Anduze dacht ik dat ik tijdens het fietsen gedachten en ideeën zou krijgen voor de verhalen die ik in de overige tijd zou schrijven. Geen sprake van. In de overige tijd schreef ik in mijn wielerdagboekje en maakte ik statistische bewerkingen van mijn afstanden en tijden en op de fiets dacht ik aan niets.’ Na 1973 zal hij nog regelmatig naar Anduze terugkeren om op de Col d’Uglas zichzelf de maat te nemen, want als Tim Krabbé fietst, fietst hij met volle overgave en geeft hij niets cadeau.
Er komt een tijd dat niemand zich meer kan voorstellen dat er gekoerst werd zoals in De renner. Stalorders en oortjes hebben het aanzien van de wielersport voor altijd veranderd. Beide zijn aan de solist Tim Krabbé niet besteed.
Of dat op termijn gevolgen heeft voor de waardering van De renner zal blijken. Voorlopig is het nog één van de beeldbepalende boeken in de Nederlandse literatuur. In 2012 stond het centraal in één van de zes afleveringen van Benali boekt. Presentator Abdelkader Benali, een bewonderaar van het boek – zijn roman Marathonloper is op dezelfde leest geschoeid – fietste voor de gelegenheid met de schrijver naar boven op de berg van Tim Krabbé.
Leave a Reply