Ik kocht Eerlijke mannen op de fiets van Jan Siebelink tweedehands. Als de eerste eigenaar het al gelezen had, dan had hij/zij dat heel voorzichtig gedaan, want het ziet er ongelezen en ongeschonden uit. Pas thuis ontdekte ik de opdracht voor de vorige eigenaren. In het zwierige handschrift van de schrijver staat er: Voor W. en G. die ook graag uit ’t peloton ontsnappen! Jan. Hun voornamen – een man en een vrouw, in die volgorde – staan er volledig, maar voor deze gelegenheid kies ik ervoor ze niet bij hun volledige naam te noemen. Zelf zou ik me er namelijk voor terugschrikken om een boek met een persoonlijke opdracht zomaar van de hand te doen. Al kan ik natuurlijk niet weten of W. en G. het boek zomaar van de hand deden. Wie weet schuilt er achter dit opnieuw in roulatie brengen van dit exemplaar van Eerlijke mannen op de fiets een tragedie. We zullen het nooit weten.
Zoals we ook nooit zullen weten met welke intentie Jan Siebelink juist die woorden in hun boek schreef.
De Eerlijke mannen op de fiets – voornamelijk (ex-)wielrenners, maar altijd mannen die het wereldje van binnenuit kennen – hebben niet specifiek de behoefte om te ontsnappen. Behalve dan dat ze zich onderdompelen in de wereld die wielrennen heet, een op zichzelf staan universum. Jan Siebelink heeft die behoefte wel, blijkt uit het voorwoord van P.F. Thomése: ‘Er is in deze schrijver een grondig verlangen om uit het peloton weg te komen, de herenkappers en groenteboeren stuk te rijden, en er majesteitelijk vandoor te gaan over wegen die niemand kent, want als er een verlossing bestaat, is het zeker dat die op eigen houtje gevonden moet worden, daar waar men alleen nog zijn eigen ademhaling hoort en men geruisloos wordt weggewist in het onontkoombare landschap.’
Als het waar is wat Thomése schrijft en Jan Siebelink houdt van ontsnappen, dan heeft hij in W. en G. zielsverwanten ontmoet. Mensen zoals hij, die er de voorkeur aan geven niet op te gaan in de massa en gebaande wegen links laten liggen. In dat geval zijn W. en G. wellicht niet toevallig aan het tafeltje van de schrijver voorbijgetrokken. Maar zeker weten doen we dat niet.
Wat tijdens het lezen van Eerlijke mannen op de fiets (2003) – en dat bevestigt wat ook al bleek uit Pijn is genot (1992) – is dat Jan Siebelink als ware amateur – amateur in de betekenis van liefhebber – juist genoeg van wielrennen weet om onbevangen vragen te stellen om daarna met de kennis van zaken van een schrijver de antwoorden met gevoel voor sfeer en verhoudingen op te tekenen.
Hij weet ook wie hij hebben moet, en hij krijgt ze allemaal: Erik Breukink, Johan van der Velde, Gert-Jan Theunisse, Peter Winnen, Michael Boogerd, Karsten Kroon, maar ook Jean Nelissen, Wim van Est en Joop Zoetemelk.
Anders dan in Conversaties, een bundel interviews met en introducties van Franse schrijvers – zijn vakgebied, hoeft Jan Siebelink nu niet te laten zien wat hij weet. In Eerlijke mannen op de fiets en Pijn is genot is hij iemand die de kunst van het voeren van een gesprek beheerst.
Als W. en G. van wielrennen houden, snap ik niet dat zij Eerlijke mannen op de fiets van de hand gedaan hebben. Ik snap niet dat niet ten minste één van de twee het gehouden heeft. Wat er ook gebeurd moge zijn.
Leave a Reply