Er zijn mensen die gruwen van de poëzie van Liesbeth Lagemaat. Ik hoor daar niet bij.
Het uur van de pad is, zoals we van Lagemaat gewend zijn, een bundel vol taalfratsen en duistere formuleringen, willekeurig achter elkaar gesmeten zinsneden en woorden, zouden critici kunnen zeggen. Lagemaat heeft de intensiteit in haar nieuwste bundel ook nog een beetje opgevoerd, zodat we kunnen genieten van buitelende taalspervuren als dit:
Eeuwenzolangzame heupwieg. Beetje verveeld van niets beters te doen
de laatste decade, dat lijkt dan al gauw arrogant. Enfin.
Ik heb zo’n David, gereduceerd tot kop-alleen, hier in mijn tuin.
Dat ik u dat beken, juist op dit moment van invallende middagstilte –
Gonzen als uit het jaar oh, een torenklok die de zomer laat barsten
maar daaronder – daarboven – toch, als een constante, de bijen.
(uit: ‘Van de schoonheid niets dan gesodemieter en ellende’)
In de door hun lange regels vaak proza-achtig aandoende gedichten vinden we verder veel (schuin gedrukte) dialoog en passages in een soort Diets waarbij Hadewijch zich ongetwijfeld in haar graf omdraait: ‘jy geckie verliefde dweilie, jy my draghen in zwickzwackplasticrondeeltje?’
Nog meer fratsen: het openingsgedicht staat, in een langwerpige vorm, helemaal links op de pagina gedrukt. Erboven staat: ‘bij wijze van boekenlegger, af te scheuren langs denkbeeldig stippellijntje’. Onder op de pagina’s loopt een zich herhalend gedicht door. Leuk, want dat nodigt uit tot bladeren en verstoort het ‘lineaire’ lezen. En de pagina’s zijn, de titel van de bundel indachtig, genummerd in minuten. En omdat een uur bij Lagemaat natuurlijk niet zomaar een uur kan zijn loopt het uur van de ‘nulste minuut’ tot de ‘80e minuut’.
Zo’n bundel vol onstuitbare onstuimigheid, je moet er tegen kunnen. Ik vind hem briljant.
Leave a Reply