Toen bekend werd dat Jan Leyers de nieuwe presentator van Zomergasten zou zijn, was mijn eerste gedachte: niet weer een Belg, pardon Vlaming. Nadat Peter Vandermeersch en Tom Lanoye al eerder een hoofdprijs wonnen – zij werden respectievelijk hoofdredacteur van de NRC en schrijver van het Boekenweekgeschenk – viel nu Jan Leyers met zijn neus in de boter. Toen ik even langer nadacht en in mijn hoofd een aantal potentiële Nederlandse kandidaten de revue had laten passeren – Clairy Polak, Twan Huys, Marjolijn Februari, Jan Brokken… mensen die het zeker kunnen en die misschien ook wel benaderd zijn, maar er helemaal geen zin in hebben om tijdens de nieuwsluwe zomermaanden als schietschijf te dienen – moest ik toegeven dat Jan Leyers nog niet zo’n slechte keus is, afhankelijk van de bedoelingen van de makers van Zomergasten.
Zomergasten presenteren is balanceren op het slappe koord en dat heeft alles te maken met de rol die degene die in die felbegeerde stoel belandt moet of mag spelen en de ruimte die zij/hij haar/zijn gasten gunt of moet geven. De gast en de fragmenten staan centraal, ongeacht of die fragmenten iets over het medium televisie of over de gast zelf zeggen – tussen die twee uitersten beweegt Zomergasten zich. De presentator is er om alles in goede banen te leiden. Daartoe horen: de gast aanmoedigen, verleiden en gerust stellen; de juiste vragen stellen om: een bruggetje slaan tussen het ene fragment en het daarbij behorende verhaal en het volgende of de rode draad, zo die er is, zichtbaar te maken; in naam van de kijker bewaken van de toegankelijkheid van het verhaal van de gast, en, niet te vergeten, om de tijd in de gaten te houden en de gast zo nodig tot spoed te manen zonder hem/haar op te jagen.
De presentator van Zomergasten dient dienstbaar te zijn. Dienstbaar aan het format, aan de gast en aan de kijker. Hij/zij moet kunnen schakelen tussen de verschillende dimensies die verbonden zijn met zijn functie. Zij/hij is presentator/moderator/aangever/interviewer in één. Dat naar behoren doen kan alleen als je je vak verstaat en over een niet al te groot ego beschikt.
Er wacht Jan Leyers een zware taak. Muzikant, filosoof en programmamaker is hij. Over de muzikant Jan Leyers weet ik alleen dat hij deel uitmaakt(e) van Soulsister – of eigenlijk: samen met Paul Michiels Soulsister is – en in 1988 een hit had met The way to your heart, maar had ik dat niet geweten, dan zou ik hem daar niet mee geassocieerd hebben, laat staan dat ik de complete discografie van Soulsister – en die is aanzienlijk – paraat had.
Ik ken Jan Leyers eigenlijk alleen als programmamaker. Ik zag hem samen met Leon Verdonschot twee seizoenen lang Iets met boeken presenteren (2008 en 2009) en ik volgde hem op zijn drie zoektochten: De schaduw van het kruis (2002), een tocht in het voetspoor van Godfried van Bouillon dat hem in het Heilige Land bracht; De weg naar Mekka (2007), een ontdekkingsreis door de moslimwereld en De weg naar het Avondland (2010), een reis van Ethiopië naar Europa.
Aan die drie grote tochten lagen filosofische vragen te grondslag. In De weg naar het Avondland gaat het om de vraag of landen, culturen, individuen onderweg er rouwig om zijn dat de invloed van het westen tanende is. Jan Leyers legt die vraag niet letterlijk aan iedereen voor, soms lijkt zij zelfs volledig afwezig in een gesprek, maar aan het eind vat hij zijn conclusie samen: ‘We worden benijd om onze efficiënte sociale bescherming, maar beklaagd om het verlies van menselijkheid en warmte. Geprezen om ons technisch vernuft, maar verfoeid om onze nietsontziende expansiedrift. Bewonderd om onze wetenschappers en filosofen, maar verguisd om onze betweterige bemoeizucht.
Ik had geleerd dat wat we zelf onze grootste verworvenheid vinden, het recht om als individu je leven op een zelfgekozen manier in te richten, wars van opperwezens en heilige boeken elders als een doodzonde wordt gezien.’
Het samenvatten gaat Jan Leyers beter af dan het sturen. Gesprekken waarin hij aanstuurt op een antwoord verlopen minder soepel dan wanneer hij met mensen ‘babbelt’ – babbelt in de betekenis van praten en de ruimte laten. Hij beschikt over het vermogen mensen op hun gemak te stellen en intimiteiten te ontlokken, maar is te beducht voor mensen die hem te woord willen staan. Voor mensen die het door hun functie voor het zeggen hebben, en daarom vinden dat zij geen antwoord op vragen hoeven te geven, maar gewoon hun verhaaltje afdraaien. Hij lijkt beter te gedijen tijdens spontane ontmoetingen dan tijdens bijeenkomsten die minutieus zijn voorbereid en volledig voorgeproduceerd.
Bij Zomergasten zijn de piketpaaltjes geslagen: de drie uur die het programma duurt is een slalomtocht langs in het vooruitzicht gestelde beeldfragmenten, eigenlijk mag je er niet eentje missen. Maar tussendoor is er gelegenheid om wat te freewheelen, om tijd te rekken of te versnellen. Die relatieve vrijheid zou wel eens in het voordeel van Jan Leyers kunnen werken. Hij heeft tijd.
Voor zijn gasten – Henny Vrienten (22 juli), Micha Wertheim (29 juli), Jolande Withuis (5 augustus), Lidewij Edelkoort (12 augustus), Ben Verwaaijen (19 augustus) en Adriaan van Dis (26 augustus) – hoeft hij niet bang te zijn. Zij vertegenwoordigen geen controversiële meningen en houden er geen abjecte activiteiten op na. Hij kan hun dus gewoon vragen stellen zonder benauwd te hoeven zijn voor represailles of het risico te lopen anderen in gevaar te brengen.
Als Jan Leyers er voor waakt dat het verhaal in zijn hoofd synchroon loopt met de conclusies die de kijker op grond van wat hij/zij ziet en hoort kan trekken, is er niets aan de hand.
We gaan zien hoe hij het er vanaf brengt.
Leave a Reply