In zijn streven de klassieke Olympische Spelen te evenaren, pleitte Pierre de Coubertin voor een Olympische kunstcompetitie. Volgens De Coubertin moest niet alleen het lichaam maar ook de geest uitgedaagd worden. Toen hij het idee in 1906 lanceerde waren de reacties niet overdreven positief, maar dat kwam ook doordat de voorbereidingen voor de Olympische Spelen van 1908 in Londen al in volle gang waren en de tijd die de kunstenaars restte om hun werk in te zenden als te kort beschouwd werd.
Op de Olympische Spelen van 1912 in Stockholm kon er voor het eerst om de gouden, zilveren en bronzen medailles gestreden worden in de disciplines architectuur, beeldhouwen, schilderen, muziek en literatuur. Aan elke discipline werden eisen gesteld en voor alle ingezonden werken gold dat ze het thema sport moesten verbeelden.
In 1912 werd er alleen een gouden medaille uitgereikt in de categorie literatuur. Georges Hohrod en Martin Eschbach wonnen met hun gedicht Ode an den Sport/Ode au Sport.
Pas in 1919 zou blijken dat achter dat pseudoniem Pierre de Coubertin schuil ging.
In 1952 werden in Helsinki de laatste medailles in de kunstdisciplines uitgereikt. In 1954 werd besloten dat om de Olympische kunstcompetitie te schrappen. Het was voor de jury steeds moeilijker om de amateurstatus van de deelnemers te controleren. Want ja… ooit werden alleen die ‘atleten’ tot de Spelen toegelaten die (nog) geen geld verdienden met hun sport.
Overigens: in 1928 won Jan Wils met zijn ontwerp voor het Olympisch stadion in Amsterdam de gouden medaille in de discipline architectuur.
Leave a Reply