‘Ken jij De kikker van Paulus Potter?’
Ik stel de vraag aan een vriendin die goed kan kijken. Bovendien komt ze hier regelmatig.
‘De kikker’ van Paulus Potter?’
Ik hoor dat ze nog nooit van De kikker van Paulus Potter gehoord heeft. Ik hoor ook dat ze niet onwelwillend staat tegenover een kennismaking.
Waarschijnlijk is ze De kikker al weer vergeten als ik we na een lange gang langs vertrouwde gezichten aankomen in de zaal waar ook De kikker hangt.
‘Zie hier: De kikker’, zegt ik iets te theatraal. We staan stil voor De stier van Paulus Potter.
Ik zie haar ogen gaan. Ik zie dat ze hem ziet. Ik zie ook dat ze hem voor het eerst echt ziet.
Hoewel ik De kikker al kende, kan ook ik mijn ogen niet van hem afhouden. Terwijl ik kijk, snap ik net als de vorige keer en al heel wat keren daarvoor niet wat hij hier doet. Hier in dit gezelschap, verdreven uit zijn eigen omgeving. Er is nergens water te bekennen. Naar dat water was ik natuurlijk onmiddellijk op zoek gegaan nadat de kikker mijn aandacht had weten te trekken. Ik vond het niet, geen plas, geen poel, geen sloot, niets, zelfs geen vermoeden van water.
Nu we samen kijken, kan ik ook haar vragen het water te zoeken. Misschien zie ik iets over het hoofd. Zij deelt mijn conclusie.
Voordat we verder gaan, werp ik nog een blik op de vogel rechtsboven in de hoek. Het heet een leeuwerik te zijn, maar het lukt me niet om er een leeuwerik in te zien. Voor mij is het een mus met buitenproportioneel grote vleugels die probeert om bij wijze van roofvogel biddend een sur place te maken.
De stier. Toen ik het schilderij voor het eerst zag – tijdens een excursie in het kader van de lessen kunstgeschiedenis en –beschouwing op de middelbare school – hing het niet op zijn plaats. Het Mauritshuis werd ook toen gerenoveerd. Toen stelde ik me er veel van voor, maar toen ik er eenmaal voor stond, vond ik het vooral groot. Iets aan de stier beviel me niet. Zijn kop was te jong voor zijn lichaam. Zoiets dacht ik te zien. Toen keek ik niet verder. Ik had de stier en dus De stier gezien.
De stier van Paulus Potter hoort in Het Mauritshuis, maar was tijdens de verbouwing te zien in het Gemeentemuseum Den Haag. En nu is het doek weer thuis.
Leave a Reply