Zo moeilijk als ik dacht dat het zou zijn om de draad van Zomergasten weer op te pakken, zo moeilijk was het helemaal niet. Door daar te starten waar het de vorige keer vanwege een migraineaanval spaak liep, sloot het vertraagde vervolg naadloos op het eerste uur aan. Meer dan in de eerste uur toonde Jolande Withuis –dit keer vanuit haar eigen huis – zich opnieuw een bestrijder van scheefgroei. Drie fragmenten liet ze zien die betrekking hadden op de Tweede Wereldoorlog. Behalve de getuigenis van held Pim Boellaard – Boellaard is in haar ogen een held omdat hij mensen in Natzweiler en Dachau wist te bemoedigen, omdat hij solidair was terwijl dat niet vanzelfsprekend was in de kampen en omdat hij verstandig wist te blijven en het heft in eigen hand hield – een week na de bevrijding van Dachau, liet Jolande Withuis ook zien hoe Duitse studenten bij gebrek aan historisch besef de onthulling van het Dachau-monument aangrepen om te protesteren tegen Amerika – ‘dit fragment toont aan dat ideologie dom maakt en empathie doodt’. Herdenken is een onderwerp waar Jolande Withuis zich meer dan eens over uitgelaten heeft. Ze toonde zich ongelukkig over het feit dat in Nederland Dodenherdenking een ‘hutspotherdenking’ geworden is. Door de slachtoffers van zoveel oorlogen tegelijk te herdenken, zeg je volgens Jolande Withuis dat de Tweede Wereldoorlog niet genoeg status heeft.
Het drieluik over de Tweede Wereldoorlog werd afgerond met getuigenissen van vrouwen die door de Russische bevrijders van Berlijn meer dan eens werden verkracht. Het bekend worden van deze massale gruweldaden leidde tot consternatie in de communistische partij, waar het gebeurde doodgezwegen werd: dit kan en mag niet waar zijn. Withuis behandelde het onderwerp in bedekte termen in haar proefschrift – haar wetenschappelijk onderbouwde afscheid van de partij – en dat werd haar niet in dank afgenomen.
In de fragmenten daarna draaide staan bijna zonder uitzondering integere individuen die stand weten te houden centraal. Of het nu gaat om Jane Eyre die haar meerdere mister Rochester de waarheid zegt over haar liefde voor hem en de onmogelijkheid om in zijn nabijheid te blijven als hij een ander trouwt; de kunstenares Sonja Delaunay, die nadat ze na de dood van haar man niet langer kostwinner is zich weer volledig op de kunst stort en als eerste vrouw een overzichtstentoonstelling in het Louvre kreeg; Ellen ten Damme die op haar manier afweegt welke beslissing ze moet nemen nadat bij haar borstkanker is geconstateerd. Allemaal mensen die zich realiseren dat er een prijs betaald moet worden om conform eigen keuzes te kunnen leven, maar niet dramatisch doen. Dramatisch als in Ik heb een heel zwaar leven van Brigitte Kaandorp, die in de ogen van Jolande Withuis op briljante wijzen commentaar afrekent met de banalisering van het lijden, omdat het aanbrengen van hiërarchie in leed verdacht is, terwijl die hiërarchie volgens Jolande Withuis wel degelijk bestaat.
Niet alleen de vrouwen in die fragmenten zijn stoer maar dapper omdat ze zich realiseren dat er een prijs betaald moet worden om conform eigen keuzes te leven – ‘Het is goed om niet alles te willen. Je kunt ook van dingen afzien.’ – ook Jolande Withuis blijkt dat te zijn. Ze had al verteld over de gevoeligheden in het gezin van herkomst, waar communisme de overheersende kleur was, een kleur die Withuis – voor wie kleur net als werk een levensnoodzaak is – steeds meer ging tegenstaan. Nu voegde ze daar nog grote openhartigheid aan toe over het ervaren van het gemis geen kinderen te hebben – ‘al realiseer ik me dat ik me dan die stapel boeken niet geschreven had omdat ik de concentratie daarvoor niet had kunnen opbrengen’. Maar vooral in haar ergernis over het beschouwen van ziekte als vijand waartegen je kunt strijden was zij zeer overtuigd en overtuigend. ‘Ik heb zelf borstkanker gehad. Ik wil niet toegezongen worden omdat ik er nog ben. Ik hoef niet geprezen te worden, ik ben een geluksvogel. Genezen is een kwestie van een goede behandeling op het goede moment en dan moet die behandeling ook nog aanslaan’, trekt ze van leer naar aanleiding van de ode voor de overlevers die op het Pink Ribbon Award Gala wordt gezongen.
Mocht de kijker na het zien van de helden en heldinnen die Jolande Withuis ten tonele voert, haar voor een flinkheidmoralist houden, dan is dat onterecht zijn, want dat is ze niet, haast ze zich te zeggen. Om daarna haar laatste fragment – de slotscène uit Portrait of a marriage, vanwege de tuin van Sissinghurst – in te leiden: ‘ik heb alles wat mijn vader burgerlijk noemde weten te veroveren’, waaronder een tuin en een poes.
Net als in het eerste uur was er ook nu weer sprake van chemie tussen Jolande Withuis en Jan Leyers. En als er wederzijds vertrouwen is, durft Jan Leyers wel te vragen, ook als het over precaire persoonlijke onderwerpen ging. Ongetwijfeld speelde mee dat Jan Leyers zich bij de onderwerpen die Jolande Withuis ter sprake bracht iets voor kon stellen en hij er affiniteit mee had omdat ze aansloten bij zijn belevingswereld. Maar het wederzijdse vertrouwen gaf de doorslag.
Leave a Reply