Circusattracties en kermisklanten waren het. Tentoongestelde bezienswaardigheden. Terwijl het mensen zijn. Kleine mensen die lang genoemd werden zoals het volk heet dat Gulliver op zijn reizen trof: lilliputters. Kleine mensen is objectiever en minder stigmatiserend, maar het ongemak blijft.
‘Iedereen is klein geweest. Denk aan vroeger, toen u zelf naar iemand moest opzien. Iemand heeft u opgetild om u in de ogen te kunnen kijken. Iemand heeft u neergezet en u laten reiken naar iets wat u graag wilde hebben, zomaar wat lekkers of een cadeautje dat hij voor het uit handen te geven net boven uw macht hield, heel even maar, grappig en onschuldig. (…) Misschien herinnert u het zich niet. U hebt het niet onthouden omdat het van voorbijgaande aard was. Het was voor u van geen belang omdat u zeker wist dat u op een dag de achterstand zou inhalen en met grote passen met de anderen gelijk op zou gaan. Maar het gaat erom dat u dit allemaal hebt ervaren.’ Zo begint Arthur Japins De grote wereld, waarin Lemmy en Rosa zich proberen te onttrekken aan nieuwsgierige blikken en hardnekkige vooroordelen. Daar moeten ze hard voor werken en hevig voor liefhebben.
De kleine mensen die wij allemaal geweest zijn, zijn niet te vergelijken met kleine mensen. Laten we ons geen illusies maken. Wij kunnen ons niet voorstellen hoe het is klein te zijn.
Zelfs in de sport komen kleine mensen er bekaaid af. Zes categorieën handicaps zijn er: sporters met een amputatie, sporters met een niet-progressieve hersenbeschadiging, sporters die aan een rolstoel gebonden zijn, sporters met een visuele beperking, sporters met een intellectuele beperking en dan is er nog een restcategorie. En in die restcategorie zijn zij ondergebracht, samen met sporters met multiple sclerose of een afwijking aan hun ledematen.
In de klasse F40 nemen ze het tegen elkaar op. In het Paralympische woordenboek staat F40 voor dwerggroei.
Leave a Reply