– Mens zijn in egalitaire tijden –
In het begin is het feest. In het begin is iedereen weer gelijk. Rang en stand doen er niet meer toe. De regen maakt geen onderscheid en valt op iedereen in gelijke mate neer.
Feest van het begin begint zoals een film zou kunnen beginnen: de regen pant over de stad en zoomt in op wie voor het verhaal dat volgt van belang is.
Ze zijn het niet gewend. De personages die Joke van Leeuwen min of meer anoniem ten tonele voert zijn niet gewend aan vrijheid, gelijkheid en broederschap. Ze zullen zich moeten leren verhouden tot deze nieuwe, zwaarbevochten waarden. Catho, het meisje dat denkt dat ze van een wolk gevallen is omdat iemand haar voor een kerk heeft opgeraapt, is ondanks de vele levens die ze had kunnen leiden gebonden aan dat ene in een weeshuis waar ze tot haar grote geluk Berthe treft. Berthe die haar verlangen naar buiten en naar samen aanwakkert. Berthe, van goeden huize maar bereid te delen, die bedrogen uitkomt en verdreven wordt uit haar verleden en bestolen van wat haar dierbaar is waaronder de pianoforte door Tobias gebouwd. Tobias met een absolute gehoor en een afwijkende tong, die zwicht voor zijn verlangen naar vernieuwing en perfectie en op aandringen van Charles – Charles die een verderfelijk vak uitoefent dat van vader op zoon wordt doorgegeven en voor zijn plezier musiceert – zoekt naar een manier om op humane wijze te doden en die ook vindt, en afscheid neemt van Gustaphe die toen dat mode was zijn instrumenten beschilderde. Gustaphe die de Vrijheid schildert. De Vrijheid waarin Berthe Catho herkent. De Vrijheid die zij in afwachting van Catho koestert. Catho met wie zij opnieuw kan beginnen.
Ze wonen allemaal onder het dak van die ene stad – maar de meesten komen elkaar, op het nippertje?, niet tegen – waar naarmate de vrijheid vordert oude patronen hernomen worden en de een weer ondergeschikt aan de ander wordt en vooral de vrouwen het moeten ontgelden. Als het nieuwe er af is, blijkt dat ook een revolutie mensen niet kan behoeden voor tegenslag en verlies.
Feest van het begin is veel tegelijk. Het is een allegorie – van de vrijheid; een historische roman – spelend ten tijde van de Franse revolutie; een schijnsleutelroman – waarin gebeurtenissen, locaties en zelfs objecten naar hun oorsprong herleid kunnen worden, maar personen alleen maar op iemand lijken te lijken; een liedje van verlangen – naar het in vervulling gaan van dromen en het inlossen van verwachtingen.
Tegenover de constructie – het kijken door de ramen van verschillende huizen – en de taal – sober, registrerend, met maar hier en daar een knipoog of een observatie die zo kenmerkend is voor Joke van Leeuwen, maar met die onderstroom van aanmoediging en geruststelling – die bijdragen aan de suggestie van veiligheid en continuïteit, staan de verwijzingen naar het verstrijken van tijd die duiden op het overleven – ondanks hoop en verwachting – dat het hoogst haalbare lijkt voor de personages in Feest van het begin.
Catho is onmiskenbaar verwant aan Slopie, Kweenie, Iep, Kukel en Bobbel, de ‘helden’ in de jeugdboeken van Joke van Leeuwen. Vanuit een al dan niet zelfgekozen isolement buiten zij het buitenstaander zijn uit. Vergeleken bij hen zijn Berthe, Tobias, Charles en Gustaphe gearriveerd, maar uiteindelijk net zo min gesetteld en verzekerd van succes als Dok in Vrije vormen en Ada en het fotoshoppende meisje in Alles nieuw, ook al een boek over veranderende tijden.
Wat door haar speelse manier van vertellen en haar aandoenlijke personages nog wel eens over het hoofd gezien wordt, is dat Joke van Leeuwen een uitermate bij de maatschappij betrokken schrijfster is. Daarvan getuigt ook Feest van het begin, dat dan wel speelt in de tijd dat de Bastille bestormd werd, maar dat betekent niet dat de vragen van toen nu niet meer actueel zijn. In die zin is Feest van het begin een tijdloos verhaal waarin verbazing, lach en verwachting onveranderd het gezicht van kleine lieden tekenen.
Leave a Reply