De meest ontspannende massage is niet altijd de meest zachthandige. Om onze spieren uit de knoop te krijgen waar het dagelijkse gedoe ze steeds weer in draait is soms enig geweld nodig.
Met de ziel is dat niet anders. Om uit de knoop te komen, moet de ziel niet geaaid worden, maar geschuurd en met kiezelstenen bekogeld.
Maar de vorm moet ook goed zijn. Om de ziel te kunnen bereiken moet de stroom kiezelstenen niet ergens in het verstand blijven haken aan irritaties door vormfoutjes, ritmeverstoringen of, aan de andere kant van het spectrum, een teveel aan virtuositeit of tierelantijnen. Keihard is nog niet zo gek makkelijk. Een Griekse tragedie kan nog zo afdalen in de krochten van het menselijke wezen, in handen van de amateurtoneelvereniging of een regisseur met teveel fratsen wordt het een vervelende bedoening.
Zo is dat met hardrockmuziek ook.
Van de week, op een ochtend dat ik heel even alleen in de auto zat, besloot ik om Muchas Gracias van Kyuss weer eens op te zetten.
Kyuss was niet bepaald een amateurgezelschap. Iedere klap van drummer Brant Bjork is raak. Zijn overmatig gebruik van de bekkens, de muur van gruis uit de (naar baritonstemming omlaag gedraaide) gitaar van Josh Homme en de saus van vervorming die uit de basspeakers van Scott Reeder gutst beslaan samen het hele frequentiebereik, vormen een muur van geluid en verdrinken alle omgevingsruis, of die nou in of buiten je hoofd zit.
Het unieke van de vocals van John Garcia is dat ze niet, zoals meestal, ‘bovenop de muziek liggen’, maar er ‘in zitten’. Dat, gecombineerd met zijn onbegrijpelijke, associatieve teksten, maakt dat je nooit gedwongen bent om bewust naar ‘het liedje’ te luisteren – de stem is gewoon één van de instrumenten geworden.
Als Homme een van zijn gierende modale solo’s lanceert, snijdt die dan wel weer dwars door de mix heen, waardoor het vaak voelt alsof niet de zang, maar de gitaar de leiding heeft.
Homme’s melodielijn tilt je op en neemt je mee, nooit heel ver van het gebaande pad, maar toch vaak net één stap verder dan je had verwacht, en zet je dan zachtjes weer neer tussen de raderen van die helse, stampende machine die maar voor één doel gebouwd is: zich, door het pantser van sleur en schijnbelangrijkheid, een weg boren naar een of ander middelpunt waarvan je was vergeten dat het bestond.
Ik rijd in mijn stationwagon over de ring van Zwolle. Ik heb mijn kinderen naar school gebracht, ik ben op weg naar de Albert Heijn, Un Sandpiper belast mijn speakers tot het uiterste en de tranen stromen over mijn wangen.
Leave a Reply