Wat ik graag doe als de vakantie eraan komt: een boek klaarleggen waarvan ik 100% zeker weet dat het me zal bevallen. Het voordeel van poëzie is dat je dan gewoon een boek kan pakken dat je grotendeels al kent. Deze zomer werden het de verzamelde gedichten van Achterberg.
Hafid Bouazza schreef dat je Achterberg in één keer door moet lezen. Niet gedicht voor gedicht, maar achter elkaar, het hele verzameld werk. Ik snap wat hij bedoelt. Als je deze gedichten snel achter elkaar tot je neemt, hoor je (naast vele ander motieven) het refrein – of eigenlijk de baslijn: ‘dood … dood … dood’.
Ze vormen een soort impressionistisch schilderij en als je door je oogharen kijkt, niet ieder woord uitentreuren herkauwt, zie je het portret van de dichter Achterberg.
Dat kan ook, zo hard erdoorheen lezen, omdat je nergens blijft hangen aan een lelijke zin of een metrum dat uit het lood hangt. Iedereen die dichter of schrijver wil worden, eigenlijk iedereen die de Nederlandse taal wil leren beheersen boven het niveau van ‘drie bruin en een tijgerwit’ of ‘kun je niet uitkijken, klootzak’ moet in ieder geval eens een paar weken (of maanden) doorbrengen met het verzameld werk van Achterberg.
Om even aan te geven hoezeer Achterberg de taal kon kneden om hem te laten zeggen wat hij wilde zeggen terwijl hij hem esthetisch met strenge hand in de juiste vorm wist te houden, een kort gedichtje over rouw:
4e Dimensie – I
Er zijn geen data in uw dood.
Ik kan niet zeggen: hedennacht.
En overal is evengroot.
Want voor en achter schoven
ineen; onder en boven.
Gij kunt alleen nog engte
bezitten in de lengte,
waarmee ik op u wacht.
Dat zelfs een van de meest briljante dichters uit onze geschiedenis niet 100% van de tijd briljant kon zijn, blijkt uit Achtergebleven gedichten, dat ik ooit kreeg van iemand zijn boeken aan het opruimen was en waar ik tot deze zomer eigenlijk nooit aandacht aan had besteed. Ik citeer even een naamloos, maar hilarisch (en kreupel) vers dat, als ik de verantwoording van het boekje goed begrijp, niet nauwkeuriger gedateerd kan worden dan dat het dateert van vóór december 1937:
Ik heb geen naam tussen u nodig en mijn eer
moogt gij gebruiken voor schoensmeer.
Het lichaam kunt gij doden, dit kwatrijn
slaat u na 1000 jaar nog bij duizenden neer.
Dat u het maar even weet.
Leave a Reply