– Reizen kun je (razendsnel) leren, althans: Pepijn Vloemans wel –
Hij wekt de indruk als een relatief onervaren reiziger op pad te gaan – Wallonië is immers de wereld niet – al realiseert hij zich terdege dat het kenbaar maken van zijn voornemen om naar Sudan te reizen, en vandaar de Hoorn van Afrika te verkennen, wenkbrauwen zal doen fronsen. Aan de zonderlingen die hij onderweg treft, heeft hij niets, die lijken nog meer dan hij hun vermogen tot het nemen van beslissingen verloren.
Maar schijn bedriegt. Pepijn Vloemans laat zich gidsen door ervaren reisgezellen – al zitten die dan in zijn hoofd en deels in zijn rugzak: Thomas Mann, Gustave Flaubert, Miguel de Cervantes, Wilfred Thesinger, Evelyn Waugh, Arthur Rimbaud en Friedrich Nietszche zijn toch niet de minsten. Hij etaleert een groot talent voor ontmoeten en observeren, en daar dan weer verslag van te doen. En blijkt – al ziet het daar aanvankelijk niet naar uit – aanleg te hebben voor het nemen van dingen zoals ze zijn en het niet per se in het geweer komen tegen aantoonbare onzin en onder het mom van zelf beschikken in stand gehouden bureaucratie.
De weg die hij aflegt, gaat langs een drukbereisde route – ik verbeelde me zelfs de Ethiopische hardlopers waartegen Pepijn Vloemans het moet afleggen nog niet zo lang geleden te hebben zien lopen toen Joanna Lumley de Nijl ook stroomopwaarts richting bron bereisde, en ook Michael Palin was er en Jan Leyers en legden hun ervaringen vast – maar Wat hebben we weer genoten: reizen door de Hoorn van Afrika is geen slap aftreksel van wat anderen al eerder ervaren hebben. Als Pepijn Vloemans zijn ervaringen ter plekke al haakt aan wat anderen daar deden of dachten, dan alleen om zijn eigen gedachten te ordenen, want hij heeft heel wat met zichzelf en het continent te stellen. Afrika confronteert hem met zijn behoefte aan comfort – terwijl hij het teveel thuis hem vaak teveel werd. In Afrika maakt hij kennis met zijn lichaam, dat vaker dan gehoopt niet bestand blijkt tegen de omstandigheden. En onder Afrikaanse intellectuelen realiseert hij zich hoe bepalend opvattingen die je met de paplepel ingegoten krijgt zijn voor de denkrichting die je inslaat: ‘Toen ik filosofie studeerde hoopte ik nieuwe inzichten te verwerven. Nu denk ik dat filosofie studeren neerkomt op het vinden van filosofen met wie je het op voorhand eens bent. De redeneringen doen er niet toe, de onderliggende waarden wel.’
Pepijn Vloemans blijkt een reiziger te zijn die zichzelf een spiegel voor durft te houden en het landschap en de cultuur – hoe verheven of afstotelijk ook – van anderen niet gebruikt als excuus voor zijn eigen zwaktes. Wat Wat hebben we weer genoten – natuurlijk zijn het ironie en zelfrelativering die doorklinken in deze titel – duidelijk maakt is dat, hoe naïef, intuïtief,ervaren, bevlogen en welwillend je ook op reis gaat, toeristen en zelfs reizigers blijven buitenstaanders.
Die boodschap zou niet te verteren zijn als Vloemans met behulp van zijn erudiete papieren reisgezellen een traktaat geschreven had. Maar Wat hebben we weer genoten is speels en slim. Eigenlijk is het een heel traditioneel reisverslag, of laat ik het positiever formuleren: het is reisverslag dat past in de rijke traditie die het genre kent. Er is een verteller aan het woord.
Leave a Reply