– Met gewone inkt op gewoon papier –
Het zal niemand verbazen dat in de verzamelde gedichten van een Nobelprijswinnaar voor de literatuur een breed spectrum aan poëzie te vinden is. De mate waarin Wisława Szymborska in haar Einde en begin, vertaald door Gerard Rasch, met verschillende stemmen spreekt, heeft me echter toch verrast.
Meulenhoff bracht in 2011, vlak voor het overlijden van de Poolse schrijfster, de veertiende druk uit van deze verzamelbundel, die zelfs de meest verstokte poëziemijders in mijn omgeving verleidde tot het openslaan van het 368 pagina’s tellende werk. Dat is denk ik vooral te danken aan de prachtige foto van Bonnita Postma op de omslag.
Deze hele bespreking zou gevuld kunnen worden met de onderwerpen die Wisława Szymborska aanraakt, van wetenschap tot bijbelverhalen tot politiek. Je zou het vaak gelegenheidswerk kunnen noemen, wat een beeld oproept van Szymborska als stadsdichter, de momenteel zo populaire toepassing van kunst. Haar werk is laagdrempelig genoeg om een grote groepen mensen aan te spreken, niet voor niets wordt ze een van de meest gelezen dichters van deze tijd genoemd. Er zitten ook moeilijker en lyrischer verzen bij, maar in de meerderheid van de gedichten sluit ze aan bij de concrete werkelijkheid, zoals ze dat leerde van Czesław Milosz. Ze kiest hiervoor, anders dan haar grote voorbeeld, vooral in haar vroegere werk voor toegankelijke vormen als een advertentietekst, een folder of een gesprek, bijvoorbeeld met een steen, of een vrouw in Vietnam: ”Het is nu oorlog, je moet kiezen.’ ‘Weet ik niet.’ (…) ‘Zijn dit jouw kinderen?’ ‘Ja.”
Szymborska komt het dichtst bij de lezer in haar gedichten over grote rampen, omdat ze daarin laat zien hoe onmachtig ze zich voelt, en hoe weinig het soms lijkt te betekenen gedichten te schrijven in ‘een mengelmoes van verheven en gemeenzame taal’, zoals ze schrijft in het ‘Recensie van een ongeschreven gedicht’. Bekend is het gedicht dat Szymborska schreef over de aanslagen in New York op 11 september 2001, dat terecht kwam in de bundel Het moment (2002). Hierin schrijft ze dat ze niets anders voor de slachtoffers kan doen dan ze beschrijven, ‘en geen laatste zin toevoegen.’ Diezelfde houding zien we al in de vroege jaren zestig, als ze een gedicht over een hongerkamp begint met ‘Schrijf dit op. Schrijf. Met gewone inkt / op gewoon papier: ze kregen niets te eten.’ Vervolgens verhaalt ze over hoe de mensen in het kamp op een ‘rantsoen van uitzicht’ gezet zijn, hoe de maan een sikkel is waarmee gemaaid kan worden voor gedroomde broden. Het slot luidt dan weer: ‘Schrijf op hoe stil het hier is. / Ja.’
Einde en begin toont een staalkaart van wat poëzie vermag. Szymborska is verplichte en inspirerende kost voor iedereen die meer wil weten van poëzie.
Leave a Reply