Van de tentoonstellingen die er te zien zijn in het Kröller-Müller Museum moet Dieren in de Nederlandse beeldhouwkunst het met de minste toelichtende teksten doen. Is dat omdat de voorstellingen voor zich spreken? De dieren zijn gestileerd maar herkenbaar. In hun essentie spreken ze tot de verbeelding. Is er meer over te zeggen?
Dat Helene Kröller-Müller, de grondlegster van de collectie, ze niet alleen verzamelde, maar ook opdracht gaf tot het maken van beelden? Dat ze zich er in het Jachthuis Sint Hubertus mee omringde?
Dat zijn dierfiguren Joseph Mendes da Costa in 1914 een eredoctoraat in de biologie van de Rijksuniversiteit Groningen opleverden? Nooit loop ik over het Amsterdamse Damrak zonder daar mijn blik te laten rusten op de gevel van wat vroeger levensverzekeringsmaatschappij De Utrecht was, vanwege zijn meesterlijke apen en uilen.
Je hoeft niet naar een museum om kunst te zien. Omhoog kijken en verkrachte gevels en schreeuwerige reclames negeren is soms al genoeg. Je moet het alleen even weten.
De dieren van Joseph Mendes da Costa, John Rädecker, Antoine Joutsaytis, Jules Vermeire en Johan Coenraad Altorf zijn niet de enige beelden van dieren in de collectie. Veel ouder maar minstens zo herkenbaar zijn de kamelen en paarden die dienden als grafgift.
De Chinese kunstenaar Huang Yong Ping brengt deze grafgiften symbolisch thuis. Buiten staat zijn The overturned Tomb, een op zijn rug liggende schildpad met twee uitgespaarde ruimtes – zo zag een graf er tijdens de Tang dynastie uit. Ook Jan Fabre gebruikte voor zijn PIETAS het beeld van op hun rug liggende schildpadden.
Als de beelden niet naar het graf (terug)komen, komt het graf wel naar de beelden.
Dieren in de Nederlandse beeldhouwkunst is nog tot en met 20 januari 2013 te zien.
Leave a Reply