‘Niemand is toch zo dom, niemand is zo doortrapt, niemand is zo goed om dat gedurende zestien, zeventien, achttien jaar vol te houden en ermee weg te komen.’ Dat antwoord krijgt Mart Smeets in november 2009 van de dan 38-jarige Lance Armstrong als hij hem vraagt of hij ‘gebruiker’ is.
Mart Smeets kan niet anders dan hem geloven. In De Lance Factor moet hij vaststellen: ‘Ik kan Armstrong op basis van wat ik weet niet beschuldigen van het gebruik van stimulerende middelen. Daar zijn anderen voor.’ Daarmee doelde Smeets op vakkundige mensen in laboratoria, bevoegde instanties en onafhankelijke rechters.
Inmiddels weten we in ieder geval wat de conclusie van die vakkundige mensen in laboratoria is. Lance Armstrong heeft de boel wel degelijk bedonderd, zonder te liegen, want hij hamerde er steeds op dat hij nooit betrapt was – en dat klopt: de sporen van de verboden middelen werden steeds tijdig uitgewist.
‘Niemand is toch zo dom, Niemand is zo doortrapt, Niemand is zo goed (…)’. Pas nu hoor ik wat hij wil zeggen. Hij heeft het niet over niemand maar over Niemand. En waar ken ik die Niemand ook al weer van? Precies. Van Odysseus:
‘O ja, Kykloop, u vroeg mij mijn vermaarde naam nog. Ik zeg hem,
want dan kunt u mij mijn beloofde gastgeschenk geven.
Niemand. Mijn naam is Niemand. Want zo noemen mijn moeder
en mijn vader me en zo word ik genoemd door mijn vrienden.’
(vertaling: Imme Dros)
Lance Armstrong won niet alleen klassiekers, hij kende ze ook.
Leave a Reply