Hij werkte er zes jaar aan: vier jaar had hij nodig om het materiaal te ordenen, twee jaar om het boek te schrijven. Zijn werk resulteerde in Marten Toonder: biografie. Hij kreeg de beschikking over de gehele nalatenschap van Marten Toonder. ‘Deze papieren erfenis was een onuitputtelijke bron’, schrijft Wim Hazeu in de inleiding van zijn boek.
Toch beperkte Hazeu zich niet tot die ene bron. Hij las veel meer en hij sprak mensen die privé en/of zakelijk met Marten Toonder te maken kregen. Dat levert een chronologisch geordende biografie op die de feiten volgt en vooral beschrijvend van karakter is. En dat terwijl er alle aanleiding is om op basis van de feiten vragen te stellen.
Toen ik anderhalf jaar geleden een thema-avond over Marten Toonder maakte onder de titel Het wereldbeeld van… Marten Toonder las ik meer dan ik tot dan toe ooit van en over hem gelezen had. Ik kreeg op basis van wat ik las de indruk dat Marten Toonder niet alleen maar die vriendelijke man van verdienste was waarvoor velen hem houden.
De manier waarop hij met zijn kinderen en personeel omsprong baarde mij zorgen. Dat hij er maar niet in slaagde om zijn misschien wel grootste creatieve ambitie – het naar het voorbeeld van Walt Disney starten van een tekenfilmstudio, de eerste in Europa – te realiseren, verbaasde mij wel (ik dichtte hem voldoende talent toe) en niet (op basis van wat ik las, zag ik hem niet als de meest voor de hand liggende verbindende schakel tussen de diverse disciplines die daarvoor nodig waren). Ik voelde me ongemakkelijk toen de gedachte bij me opkwam dat Toonder misschien te verwijten viel dat hij tijdens de Tweede Oorlog voor De Telegraaf tekende.
De kwaliteit en de veelzijdigheid van zijn oeuvre – veel meer dan de in druk verschenen verhalen, vrij en in opdracht gemaakt werk, waaronder veel (teken)films – stonden en staan voor mij buiten kijf. Maar grip krijgen op de persoon en/of het personage Marten Toonder, dat viel niet mee. Ik weigerde hem op zijn woord te geloven, en dat is niet zo vreemd als iemand overal een mooi verhaal van maakt. Ik hoopte en verwachtte dat Wim Hazeu beter dan ik in staat zou zijn om clichés te vervangen door waarheidsgetrouwe beelden. Ik wilde niet per se antwoorden op mijn vragen, ik zocht naar een kader waarin dat wat mij fascineerde op zijn plaats zou vallen.
De voortekenen waren goed. Wim Hazeu beloofde het te hebben over de Toonderclan – bestaande uit Marten Toonder zelf en zijn vader, zijn broer en zijn vrouw – en over de tekenaar, zakenman en echtgenoot/vader Toonder, en ik hoopte dat daardoor het karakter en de drijfveren van Toonder blootgelegd zouden worden.
Het is absoluut de verdienste van Wim Hazeu dat hij een biografie geschreven heeft die ondanks het documentaire karakter leesbaar is. Dat Toonder al vroeg de ambitie had om verhalen te vertellen en zijn leven als beëindigd beschouwde – en daar ook naar handelde – op het moment dat hij fysiek niet meer in staat was zijn verbeelding in beelden en woorden vast te leggen, maakt hij aannemelijk. Meer dan wat dan ook is dat het Leitmotiv in het leven van Toonder.
Marten Toonder leefde voor zijn werk, al het andere moest daarvoor wijken, ook de mensen van wie hij het moest hebben. Wim Hazeu neemt het in zijn boek op voor de tekenaars die voor een niet onaanzienlijk deel verantwoordelijk waren voor de continuïteit en het succes van wat onder de merknaam Toonder verscheen. Hoewel ik me geen voorstelling kan maken van de economische omstandigheden waaronder Toonder werkgever was, leek het mij onrechtvaardig dat tegenover dat harde werken zo weinig emotionele en financiële genoegdoening stond. Hazeu geeft ze alsnog credits.
Als het gaat om de mensen die in de privésfeer met Toonder verbonden waren is Hazeu overigens voorzichtiger. Daar moet de lezer zelf conclusies trekken.
Belangrijk is ook dat Hazeu uitsluitsel geeft over het handelen van Toonder tijdens de Tweede Wereldoorlog. Werd hij wel of niet uit eigen beweging lid van de Kultuurkamer, en als hij dat bewust deed wat waren dan zijn motieven? Behoedde hij zijn jonge tekenaars voor de Arbeitseinsatz door samen te werken met een Duitse opdrachtgever of stond ook dit in dienst van het realiseren van zijn tekenfilmdroom? Hoe moet over het werken voor De Telegraaf en zijn relatief late openlijke anti-Duitse houding in Metro gedacht worden?
In het tweede deel van zijn autobiografie – Het geluid van bloemen, dat de periode 1939 – 1945 bestrijkt – geeft Toonder zijn visie. Wim Hazeu zet daar nu een andere realiteit naast, en rehabiliteert bovendien één van Toonders medewerkers.
Ik denk niet dat Wim Hazeu uit was op onthullen. Maar wie de feiten nauwgezet op een rij zet, doet soms ontdekkingen. Hoewel het voor een biograaf frustrerend is, zijn het vaak de saillante details die breed uitgemeten worden. Dat Toonder een poging deed om zichzelf van het leven te beroven stond al op de dag van het verschijnen van de biografie als persbericht op het ANP. Dat Toonder een serieuze relatie had na het overlijden van Phiny Dick en voor het huwelijk met zijn tweede vrouw Tera de Marez Oyens haalde de media niet.
Toch lijken beide feiten mij even belangrijk voor het grip krijgen op het karakter van Marten Toonder. Net zoals zijn handelen tijdens de oorlog en zijn manier van omgaan met personeel veelzeggend was.
Het ordenen van feiten en de chronologie voor zich laten spreken is een manier om de levensloop van een mens te benaderen. Hoewel ik zeker geen voorstander ben van psychologiseren om het psychologiseren, had ik er in het geval van deze complexe persoonlijkheid wat aan gehad als het karakter en het handelen van Toonder c.s. ontrafeld zouden zijn. Ik zou het interessant gevonden hebben als daarbij de astrologie – waar Marten Toonder meer dan gemiddeld in geïnteresseerd was en zijn broer Jan Gerhard en zijn zoon Onno naam maakten – en de psychologie naast elkaar gezet zouden zijn als beschrijvende en verklarende methodes.
Niet alleen de lezer van een biografie is gepermitteerd nieuwsgierig, ook het schrijven van een biografie is een alibi voor nieuwsgierigheid. Wat mij betreft had Wim Hazeu nieuwsgieriger mogen zijn. Over de Toonderclan zegt hij uiteindelijk weinig. Dat Toonder slechts met een beperkt aantal mensen een vertrouwensband opbouwde, is duidelijk. Maar of binnen die kring van vertrouwelingen sprake is van gelijkwaardigheid en of Toonder echt open stond voor adviezen wordt, ondanks een enkel citaat uit een brief van zijn broer, niet duidelijk.
Ik had het bovendien interessant gevonden als Hazeu een poging ondernomen had om de verhouding van anderen in de omgeving van Toonder in relatie tot Toonder en de clan te typeren. Waar stonden zijn kinderen, zijn kleinkinderen, de vrouwen in zijn leven? En waar de diverse categorieën ‘buitenstaanders’? Wie zijn in het universum van Toonder de planeten en wie de satellieten?
In het bijzonder had Hazeu meer aandacht moeten besteden aan de artistieke kruisbestuiving tussen Marten Toonder en zijn vrouw Phiny Dick en zich af moeten vragen of hun samenwerking beiden aanzette het beste uit zichzelf te halen. Voor mij is Phiny Dick de grote onderbelichte in deze biografie.
Toonder lijkt in zijn verhouding tot en met andere vrouwen vrijer dan in zijn huwelijk met Phiny Dick. Was dat omdat zij wel en de anderen niet tegen hem opgewassen waren – of hij in ieder geval dacht dat zij dat niet waren? Of was dat omdat zij talenten had op hetzelfde artistieke vlak en hij haar onbewust toch als een concurrente zag.
Want hoe belangrijk het kunstenaarschap voor Toonder was – en het aanzien en de openlijke waardering die daaruit voortvloeide – wordt al lezende steeds duidelijker, al laat Wim Hazeu van de ontwikkeling van dat kunstenaarschap te weinig zien. Marten Toonder: biografie is jammer genoeg geen rijk geïllustreerd boek. Het bevat twee fotokaternen, maar het merendeel van de afbeeldingen toont mensen die een rol speelden in het leven van Toonder. De creaties van de man die het onderwerp van studie is zijn ondervertegenwoordigd en niet zo geordend dat te zien is hoe hij van ambachtelijk tekenaar uitgroeit tot scheppend kunstenaar. Wie daar een indruk van wil krijgen is aangewezen op het schrijversprentenboek over Marten Toonder dat hoort bij de tentoonstelling Marten Toonder: een dubbel denkraam. Ook op die tentoonstelling is trouwens relatief weinig origineel werk van Toonder te zien.
Wat ook ontbreekt is het onderzoek naar een mogelijk verband tussen het kunstenaarschap en het karakter. Ik ken er genoeg om te weten dat het leven van een kunstenaar zich voor een belangrijk deel in hun hoofd afspeelt – daarin was Toonder niet uniek, net zoals hij niet de enige vader was die volledig door zijn werk in beslag genomen werd of de enige kunstenaar van wie het werk ondanks het verstrijken van de tijd actueel blijft. Wat mij intrigeert is de vraag of de ‘narcistische trekken’ het gevolg zijn van dat altijd maar in de verbeelding leven of zijn ze een voorwaarde om te kunnen scheppen?
Ik weet niet of Wim Hazeu andere keuzes voor het ordenen en presenteren van de informatie overwogen heeft. Ik weet niet of hij kansen heeft laten liggen. Ik weet niet of het feit dat de Stichting Het Toonder Auteursrecht Wim Hazeu toestemming gaf om kennis te nemen van de gehele nalatenschap van Marten Toonder ook betekent dat hij alles dat hij als biograaf belangrijk vond mocht gebruiken en of hij vrijelijk mocht citeren uit nooit eerder gepubliceerd materiaal. Marten Toonder wordt opvallend weinig letterlijk geciteerd, terwijl ik me toch kan voorstellen dat wat hij schreef ongeacht het onderwerp het citeren waard is. Is dat een keuze van de biograaf of het gevolg van hem opgelegde beperkingen?
Ik weet wel dat Wim Hazeu met Marten Toonder: biografie zijn stijl niet verloochent. De levens van Gerrit Achterberg, M.C. Escher, J.J. Slauerhof en Simon Vestdijk tekende hij op vergelijkbare wijze op. Wim Hazeu is een biograaf die zijn neus niet te ver in andermans zaken en leven steekt. Hij is er de man niet naar om iemand te kijk te zetten. Het kan zijn dat de erven Toonder op zoek waren naar een biograaf met deze kwaliteiten.
Leave a Reply