Toen mijn vader tweeënhalf jaar geleden plotseling overleed, ontwikkelde ik het volgende rouwritueel: telkens als ik in het huis van mijn ouders kwam ging ik eerst eventjes alleen naar boven en zat daar achter het bureau van mijn vader. Ik dacht aan mijn vader, keek naar de foto’s van hem als trotse opa met mijn kinderen, rommelde wat door de laatjes vol met oude apparaten, pikte alle kantoorartikelen die ik dacht te kunnen gebruiken, checkte mijn email op zijn computer en keek wat uit het raam over de Texelse weilanden.
Via de donkere hoek waar oude elektronische apparatuur drie lagen dik ligt opgestapeld kom ik altijd bij de enorme maar toch overvolle (en de vloer van de oude boerderij vervaarlijk vervormende) boekenkast terecht.
Ik ging als tiener niet veel naar de bibliotheek. Ik las wat er thuis in de kast stond. Met mijn vader deelde ik de liefde voor Van der Heijden, Dostojevski en Jerzy Kosinski. Hoewel ik de enige van ons twee was die door Kosinski’s laatste boek, De kluizenaar van 69th street heen kwam. Wolkers en Bernlef, ook twee van mijn vaders favorieten (en ook al dood – zucht), deden me minder.
Maar nu ik zo af en toe in dat kantoor zit of langs de boekenplanken loop ontdek ik steeds meer boeken die ik helemaal niet gelezen heb. Updike, Dylan Thomas. Ik zie ook wel waarom: het zijn grotendeels paperbacks die ouder zijn dan ik en die er zelfs 25 jaar geleden niet bepaald aantrekkelijk uit kunnen hebben gezien.
Nu heb ik toch maar een stapel mee naar huis genomen. Als deel van het rouwritueel.
Ik begon met twee boeken van Updike. De verhalenbundel Musea, vrouwen, meisjes (origineel uit 1960, hoewel Wikipedia 1972 geeft, vertaald in 1975). Die bundel laat goed zien dat Updike een bijzonder stilist is, maar er staat niet echt iets in dat je bijblijft.
Dat is heel anders met de roman Paren (Couples – de vertaling van de titel verkrijgt, gecombineerd met de gestileerde afbeeldingen van seksstandjes op het omslag, een extra betekenis die er in het Engels niet is – uit 1968).
Hoofdpersoon van het boek is de aannemer Piet Hanema, getuige zijn naam een afstammeling van Nederlandse immigranten. Het verhaal is simpel: Hanema en zijn vrouw maken deel uit van een vriendengroep in een welgesteld stadje in Massachussetts. De vrienden brengen al hun vrije tijd in elkaars gezelschap door met sporten, slap ouwehoeren, roddelen en drinken, drinken, drinken. En iedereen doet het met iedereen zijn vrouw. Aan hun kinderen besteden ze nauwelijks aandacht. Klopt een of ander onheil op je deur, verlies je bijvoorbeeld je baan of word je ziek, dan ben je al gauw niet leuk meer en val je dus onmiddellijk buiten de sociale cirkel. Het wereldnieuws uit die tijd, de Vietnam-oorlog, de moord op Kennedy, is weinig meer dan achtergrondruis.
Piet, de enige trouwe kerkganger van het gezelschap, raakt in een neerwaartse spiraal die zijn dieptepunt (literair gezien enigszins bombastisch) bereikt als de oude kerk van het stadje afbrandt. Maar hij verandert niet, wordt geen beter mens. Hij trouwt met een van zijn minnaressen en ze verhuizen naar een ander, inwisselbaar, stadje ‘waar ze geleidelijk onder mensen als zijzelf geaccepteerd zijn als een nieuw paar.’
Het is alles van een onmetelijke ranzigheid en regelmatig had ik veel zin om de hoofdpersonen met een flink pak slaag het rechte pad te wijzen. En dat is ook eigenlijk wat Updike wil, geloof ik: de bevrijding die de jaren zestig hadden moeten zijn, is de boodschap, heeft mensen achtergelaten zonder kompas, zonder morele waarden. We weten niet meer wat kan of mag en dus doen we maar wat onze instincten ons ingeven. Dat heeft een destructieve uitwerking op de sociale contacten die we, wij groepsdieren, ondanks alles toch nodig hebben.
In zekere zin wijst Paren zo vooruit naar het werk van Houellebecq. De personages die in Elementaire deeltjes beschreven worden zouden de kinderen van de Hanema’s en hun vrienden kunnen zijn.
Nu ik het uit heb vraag ik me af wat dit boek zegt over mijn vader. Daar was het toch allemaal om begonnen. Het antwoord liet zich natuurlijk al vanaf het begin raden: helemaal niets.
Jezus, ik weet niet eens of hij het boek gekocht of cadeau gekregen heeft. Of hij het überhaupt gelezen heeft, of dat het misschien helemaal niet van hem was maar van mijn moeder. Ik zou het haar, mijn moeder, natuurlijk kunnen vragen, maar we hebben het over omstreeks 1970 en Paren was, volgens Wikipedia, Updikes ‘eerste grote commerciële succes’. Het zal dus wel het boek zijn geweest dat iedereen las destijds. Mijn vader is tenslotte wel altijd een lezer geweest, maar nooit een die al te ver van de gebaande paden zwierf.
Couples is een goed boek en ik ben blij dat ik het gelezen heb. Maar een boek is een boek, een boekenkast is een boekenkast en dood is dood.
Leave a Reply