– Dood, en dan de deadline –
In zijn inleiding op Zo las hij, zo leefde hij refereert Maarten Asscher aan de tijdsdruk waaronder een necrologist zijn/haar werk moet doen. Als de dood is ingetreden heeft hij/zij vaak maar een paar uur, hoogstens een paar dagen om een leven te evalueren. Michaël Zeeman, een van de weinig necrologisten in Nederland, kon dat. Zeeman was belezen, publiceerde in hoog tempo en bezat net als zijn leermeester in het genre Kees Fens het vermogen om te bewonderen. Dat laatste schijnt een pre te zijn, waarschijnlijk omdat – ook dat lees ik in de inleiding van Maarten Asscher – daarmee voorkomen wordt dat daags na een overlijden een afrekening plaatsvindt.
In Zo las hij, zo leefde hij – de titel is de slotzin uit de necrologie van August Willemsen – zijn 34 necrologieën verzameld. De stukken zijn gerangschikt op jaar van overlijden en beslaan de periode 1994-2009. De eerste mens die Zeeman recenseert is Elias Canetti, de laatste Martin Bril, de oudste Ernst Jünger (1895-1998).
Op een enkeling na gaat het om schrijvers en denkers. Fiatbaas Giovanni Agnelli is de vreemde eend in de bijt. Ik sluit niet uit dat de aan hem gewijde necrologie de meest frivole van de bundel is geworden omdat Michaël Zeeman moest variëren op zijn stramien en niet blindelings de man uit het werk en het werk uit de man kon verklaren.
De necrologieën getuigen qua keuze en inhoud van Zeemans erudiete voorkeuren en belezenheid. Hij hoefde niet alles te gebruiken wat hij wist, en dat verhoogt de geloofwaardigheid van wat hij schreef. Hoe divers de verdiensten van de overledenen ook zijn, Zeeman wist ze in de context van het vakgebied naar waarde te schatten.
Of hij gelijk had en recht deed, kan ik lang niet altijd beoordelen, daarvoor ken ik het werk, en de omstandigheden waaronder het tot stand kwam, van te veel mensen – J.W. Schulte Nordholt, Miroslav Holub, Zbigniew Herbert, Aleksandar Tišma, Eugen Weber, Magda Szabó, Albert Cossery – nauwelijks of niet. Als ik afga op dat wat hij schrijft over wie ik beter ken, dan lees ik dat hij mensen niet spaarde (Oriana Fallaci), verdiensten van verdiensten scheidde (Nigel Nicolson), daadwerkelijk bewonderde (Susan Sontag), mededogen had (Françoise Sagan), scherpe kantjes niet bijvijlde (August Willemsen) en ingewikkelde materie kort kon samenvatten (John Rawls).
Met het bundelen – Zeeman overleed in 2009, Zo las hij, zo leefde hij vormt samen met Aan mijn voormalig vaderland dat in 2010 verscheen een ruime keuze uit zijn werk – wordt de 34 necrologieën nieuw leven ingeblazen. Nog steeds zijn ze in hun soort goed, maar met het verstrijken van de jaren hebben ze aan relevantie ingeboet. Necrologieën hebben maar een beperkte houdbaarheidsdatum. Ze worden geschreven onder tijdsdruk en gelezen in the state of mind die hoort bij een overlijden dat nog vers is. Daarna begint het grote terugkijken en interpreteren van leven en werk, en kan het biograferen beginnen.
Hoewel elke necrologie een korte levensloop bevat, highlights uit oeuvres noemt en de eerste poging is tot het geven van betekenis, leent het genre zich niet als algemene inleiding op leven en werk. Niemand zal naar een necrologie grijpen als hij/zij snel even iets wil weten over iemand. Datzelfde lot van wegkwijnen is ook de necrologieën van Michaël Zeeman beschoren, ondanks het samenbrengen.
Leave a Reply