– De slimste, of: Ongegeneerd uit de school klappen –
Dat schaker Jan Timman schaker Hein Donner kende, die op zijn beurt bevriend was met schrijver Harry Mulisch maakt hem nog niet tot een aangewezen persoon om De ontdekking van de hemel van commentaar te voorzien. Jan Timman lijkt daar zelf heel anders over te denken. In 64+1: De ontdekking van de hemel in 65 velden gaat hij gewoon zijn gang.
Hij gaat zijn gang alsof het deconstrueren van literatuur altijd al zijn core business geweest is. Mulisch, Donner, hun vriendschap en De ontdekking van de hemel moeten het ontgelden.
In 65 stukken – bescheiden van omvang, onbescheiden van toon – voorziet Jan Timman de vriendschap tussen Mulisch en Donner en De ontdekking van de hemel van commentaar. Hij debiteert waarheden die door het achterwege laten van bronvermelding en de onmogelijkheid van wederhoor niet of nauwelijks controleerbaar en weerlegbaar zijn. Timman geeft blijk van een belezenheid, die weliswaar niet onmogelijk is maar op zijn minst ongepast. Mulisch bestrijden met wapens uit zijn eigen arsenaal is net zo not done als er stralender uitzien dan de bruid.
De vriendschap tussen de schaker en de schrijver vormt een grondslag voor de roman en Timman is de beroerdste niet om te onthullen waar de roman afwijkt van de realiteit, waar Mulisch overdrijft en de werkelijkheid – gebeurtenissen en gedachtegoed – zelfs geweld aandoet. Timman doet of Mulisch grote zondes begaat, terwijl hij toch alleen maar literatuur bedrijft.
Timman verklapt bovendien waar Mulisch welke mosterd haalde. En dus gaat het in 64+ 1 over amateurarcheoloog Tjerk Vermaning, de Diskos van Phaistos, het interpreteren van de gebruikte namen en de taal van zigeuners.
Helemaal in zijn nopjes lijkt Timman als hij zijn eigen kennis en belezenheid tentoon kan spreiden – die resulteren in stukken over het ontbreken van het woord cultuur in de Griekse taal toen de Grieken nog een cultuur waren, de Etrusken, het Gilgamesj Epos, en het schermen met namens als Kafka, Borges en Boelgakov – en Mulisch op fouten kan betrappen – de meteoriet die Max treft, is volgens Timman te klein om de schade aan te richten die hij aanricht, en hoewel geen erg domme, een fout is het wel, al moet Timman een egyptoloog ten tonele voeren om op een foute vertaling van een hiëroglief aan het licht te brengen.
De vijandigheid zit niet zozeer in de directe aanvallen, maar in de stelligheid van formuleren en het (schijnbare) ontbreken van een noodzaak van de stukken.
Jan Timman verwijst in zijn boek meerdere malen naar Mulisch, naar ik veronderstel, het boek waarin Donner het oeuvre van Mulisch tot dan toe toelicht. Donner nam de moeite om zijn boek – ‘het verslag van een leeservaring’ – te beginnen met een voorwoord waarin hij schrijft wat zijn bedoeling is: ‘Ik ga een schrijver uiteenzetten, voor wie altijd de vorm belangrijker was dan de inhoud, een schrijver, bij wie , “waar iets staat”, of “hoe iets gezegd wordt” altijd belangrijker is dan “wat er staat” of “wat er gezegd wordt. (…) Beschouw dit boekje als een cursus voor beginners. Schoolmeesterachtigheid zal niet altijd vermeden kunnen worden, zomin als bittertafel taal. Het is niet mijn bedoeling in schrijfkunst met deze schrijver te willen konkurreren.’
Dat hij Mulisch persoonlijk kent, laat hij niet onbenoemd: ‘De opzet van dit boekje is, de schrijver Mulisch uitsluitend uit zijn schrijven te doen kennen. Een scherpe scheiding is een eerste vereiste, zeker voor mij, die hem sinds jaren van nabij kent.’ Maar: ‘Aangezien ik mij er echter van bewust ben dat het persoonlijk kontakt met deze schrijver een grote rol heeft gespeeld in het tot stand komen van dit boek, heb ik aan het slot nog een brief meegegeven, waar ik vertel van deze persoonlijke relatie tussen Mulisch en mij en de merkwaardige rol die zijn schrijven – alsook mijn lezen – daarin speelde.’
Timman legt niet uit en licht niet toe wat hij wil met zijn stukken. Hij weet de indruk niet weg te nemen dat hij met 64+1: De ontdekking van de hemel in 65 velden handig inspeelt op het feit dat het boek jubileert, terwijl de schrijver twee jaar dood is. Waar je Mulisch, naar ik veronderstel tot de secundaire literatuur zou kunnen rekenen, blijft 64+1: De ontdekking van de hemel in 65 velden een gelegenheidsuitgave. Timman speelt de deskundige, maar hij is ongeloofwaardig.
Leave a Reply