In Altijd roomboter ensceneert Nelleke Noordervliet een ontmoeting tussen haar overgrootmoeder Engelbertha Teljeur-Wiggelaar en Sigmund Freud. Nelleke Noordervliet laat Freud, die net Gustav Mahler aan een instantanalyse onderworpen had, verdwalen als hij het etablissement De Vergulde Turk op de Breestraat in Leiden verlaat. Tijdens het noodweer dat losbreekt komt de psychoanalyticus ten val en bezeert zijn knie. Haar overgrootmoeder ziet het gebeuren en nodigt de onfortuinlijke man binnen om te bekomen van de schrik. Zij biedt hem een beker warme melk aan en dan ontstaat een gesprek waarin Engelbertha Teljeur-Wiggelaar opmerkelijk openhartig is en Sigmund Freud zich afvraagt ‘of de machinaties van de menselijke psyche even gecompliceerd in deze Leidse burgeres aanwezig waren als bij zijn analysanten, of dat zij daarentegen een gezonde primitiviteit zou bezitten, waardoor wensen, dromen, en impulsen onverwrongen hun weg in haar omgeving zouden vinden.’
Als deze ontmoeting plaatsgevonden had, dan zou dat in september 1910 geweest zijn. Freud bracht die maand met zijn familie door in Noordwijk en ontmoette Mahler in Leiden, de woonplaats van de overgrootmoeder van Nelleke Noordervliet, voor wie het ‘uitermate onbevredigend is dat ik van Freuds leven en streven, van zijn gedachten en gevoelens meer weet dan van mijn overgrootmoeder.’
Haar overgrootmoeder had Freud tegen kunnen komen: het zijn beiden mensen van vlees en bloed en ze bevonden zich op hetzelfde moment op bijna dezelfde plaats.
Een ontmoeting tussen Nelleke Noordervliet en Menno Molenaar is minder waarschijnlijk. Menno Molenaar is een personage. Nelleke Noordervliet heeft hem een leven gegeven dat zich afspeelt in de zeventiende eeuw.
‘De ontmoeting met Menno Molenaar vond strikt genomen niet plaats’, zo begint de proloog van Vrij man. Waarna de schrijfster uitgebreid verslag doet van de ontmoeting. Er zullen er nog vele volgen.
Menno Molenaar leeft in een tijd dat God terrein verliest en de mens op het punt staat te ontdekken wat het betekent om vrij te zijn. Vrij van door opvoeding en religie opgelegde verwachtingen en verplichtingen. Menno Molenaar studeert rechten en medicijnen en is van plan goed te doen. Helaas is hij financieel afhankelijk van een man die andere plannen met hem heeft. Zijn mecenas, een rijke lakenreder, wil dat Menno infiltreert in politieke kringen. Menno, die de vrouw van zijn mecenas niet kan weerstaan, werkt zichzelf uiteindelijk zo in de nesten, dat hij uit moet wijken naar de Nieuwe Wereld.
Gescheiden van zijn vrienden, die zich niet zonder gevaar en alleen in het geheim vrij denken, en ingebed in een familie die God nog lang niet heeft afgezworen, begint Menno Molenaar aan een nieuw leven. Een leven dat gestuurd wordt door de gedachte dat alle mensen gelijk zijn. Hij blijkt een talentvol pionier, maar ontkomen aan de slagen van het lot kan hij niet. Als hij afscheid moet nemen van het dierbaarste dat hij heeft, maakt hij de balans op.
Menno Molenaar wordt niet alleen maar door fictieve personages omringd, onder zijn tegenspelers en medestanders bevinden zich ook mensen die uitgegroeid zijn tot belangrijke personen in de vaderlandse geschiedenis.
Dat Nelleke Noordervliet zelf ook voorkomt in het boek is geen gimmick. Het is een van de twee verhaaltechnische ingrepen die zij toepast om de specifieke problemen die het schrijven van deze historische roman het hoofd te bieden.
Zorgen dat de feiten kloppen is één, maar grip krijgen op de gevoels- en gedachtewereld van een historisch personage is een tweede. Om Menno te doorgronden en zijn daden te becommentariëren zet zij andere personages in – de lakenreder, zijn vrouw, vrienden, een handelaar die in hem een kompaan ziet, zijn (aanstaande) vrouw, zijn schoonvader – die als verteller van hun eigen ervaringen met Menno Molenaar optreden, maar daarmee minstens zoveel over zichzelf en hun eigen (verborgen) agenda prijsgeven.
De tweede ingreep is haar eigen optreden in het boek. De vragen die zij haar personage stelt, komen niet uit de lucht vallen. Het zijn de vragen waarmee een schrijver tijdens het denken over en het schrijven van een boek geconfronteerd wordt. Vragen waarop alleen het personage zelf antwoord kan geven, al heeft het daarvoor een (be)denkende geest nodig.
Nelleke Noordervliet laat door in haar eigen boek te ‘figureren’ zien hoe ze als schrijfster te werk gaat. En dat doet ze niet alleen door Menno Molenaar vragen te stellen. ‘Ik bestudeer de stadsplattegrond van Rotterdam in de zeventiende eeuw. De moderne stad geeft sinds het bombardement nauwelijks aanwijzingen over hoe het was. (…) Het lege centrum dat ik ken uit mijn jeugd, vul ik met straten en stegen, en beplak ik met prenten van rijke gevels’ is geen citaat uit een interview, maar uit de roman.
Het staat eenieder vrij om iets te vinden van het optreden van Nelleke Noordervliet in een boek van Nelleke Noordervliet. Iedereen mag in Vrij man zoeken naar die plekken waar mogelijk sprake is van bad continuity. Maar… als dat de stok is om de schrijfster mee te slaan, wordt aan de roman geen recht gedaan.
Leave a Reply