– Kunst om het diepste zwart te verlichten –
Op 6 december zat Joost Zwagerman bij De wereld draait door met zijn nieuwe boek – Kennis is geluk: nieuwe omzwervingen in de kunst – voor zich. Maar de inhoud van dat boek kwam maar zijdelings aan bod. Het gesprek ging over de zware depressie die Zwagerman anderhalf jaar in zijn greep hield. De link met het boek: kunst had hem nog enigszins op de been gehouden.
In Kennis is geluk weet Joost Zwagerman als vanouds weer heel veel en borduurt hij voort op wat hij eerder over schrijvers, schilders en fotografen heeft gezegd. Hij blijft zijn favorieten trouw – waaronder Marlene Dumas, Cindy Sherman, Gerhard Richter en natuurlijk Mark Rothko, maar hij noemt in deze bundel opmerkelijk veel nieuwe namen.
Toch is Zwagerman in Kennis is geluk – waarom heet dat boek niet gewoon Kunst is geluk? – minder stellig dan voorheen. Hij durft vragen te stellen en het antwoord achterwege te laten. Toegegeven: vragen vormen relatief vaak de beginzin van een stuk en een aantal vragen is duidelijk ‘retorisch’ bedoeld – die vragen beantwoorden zou een stijlbreuk zijn, maar toch.
‘Wat is dat toch met kunstenaars die er moeite mee hebben hun werken als voltooid te zien en de neiging hebben er telkens iets aan de veranderen, soms ook als die werken al lang en breed in musea te zien zijn?’, is zo’n vraag. Waarna Zwagerman ingaat op de herscheppingsdrift van Jan Sluijters. Een drift die Gerhard Richter volkomen vreemd is, omdat een werk sowieso geen dag hetzelfde is. De maker verandert, een oeuvre verandert met het toevoegen van een nieuw werk, en daarmee ook de receptie en perceptie van een individueel werk. Maar dat staat dan weer in een ander stuk.
In Kennis is geluk uit Joost Zwagerman meer dan voorheen kritiek. Op Marc Reugebrinks Het geluk van de kunst – o, daarom heet zijn eigen boek misschien wel geen Kunst is geluk – die hij ondanks zijn terechte zorgen over de teloorgang van de literatuur te veel vindt mopperen en klagen. Op het misplaatst hangen van de XL-polaroids van Julian Schnabel in het Fotomuseum in Den Haag. Op de opmerkelijke conclusie van Christiaan Weijts die vindt dat Anders Breivik talent voor schrijven heeft.
Zwagerman durft meer speculatieve conclusies te trekken, een gevolg van kiezen voor de actualiteit en minder retrospectief kijken. Ook hij wijdt een artikel aan Breivik. Hij analyseert een foto en voorspelt dat die zal uitgroeien tot ‘een iconografisch beeld van het Kwaad dat onder ons is. (…) Het monster-op-de-achterbank gaat geschilderd worden’.
Wat hij van Diederik Stapel vindt, blijkt uit het feit dat hij hem in een adem noemt met andere lijders aan pseudologica fantastica.
In mijn bespreking van zijn vorige bundel essays Alles is gekleurd, merkte ik op dat Joost Zwagerman het altijd zo goed weet en dat ik de twijfel in zijn opstellen mis. Dat ik graag zou willen lezen hoe hij te werk gaat en hem voor de vuist weg zou willen horen spreken.
Hoe hij kijkt kun je uit Kennis is geluk niet opmaken, wel dat hij zo zou willen kijken als Rudi Fuchs, die daarover wekelijks een getuigenis aflegt in De Groene Amsterdammer. Wie tentoonstellingen bezocht waar Zwagerman ook was, valt op dat hij misschien wel oog heeft voor de manier waarop werk hangt, maar daar zelden – en dan nog indirect, bijvoorbeeld door compassie te hebben met suppoosten – over schrijft. Wat vond Zwagerman bijvoorbeeld van de manier waarop de maskers van Ensor in het Haags Gemeentemuseum tentoongesteld werden? Zijn hem de scherpe schaduwen die ze op de muur wierpen ook opgevallen?
Twijfel lees ik niet in zijn stukken, wel een zeker zoeken. Zwagerman oogt kwetsbaar – dat staat waarschijnlijk niet los van de wanhopige situatie waarin hij zich ten tijde van het schrijven bevond – en zoomt meer dan anders in op het kleine en op de tragiek van het verliezen, zij het minder programmatisch dan in Het vijfde seizoen, dat voor een deel gewijd was aan de, al dan niet bestaande, relatie tussen creativiteit en melancholie.
Zoals Annie Leibovitz zichzelf met Pelgrimage opnieuw uitvond – als fotografe en als schrijfster – zo zet Joost Zwagerman in Kennis is geluk voorzichtige stappen op zijpaden die hem wegvoeren van zijn eigen vertrouwde kunstcanon. Het maakt deze nieuwe bundel minder monumentaal, prekerig en definitief. Als elk nadeel zijn voordeel heeft, dan is Kennis is geluk daar een eerste proeve van.
Leave a Reply