‘Ruim 25 foto’s geven een indruk van Hermans’ fotografische ambities, interesses en manier van kijken.’ Het zijn er precies 26. Eén wandje heeft het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam gereserveerd voor foto’s van Willem Frederik Hermans. Een presentatie in het kader van Nederland leest, dat dit jaar in het teken stond van De donkere kamer van Damocles.
Net zo minimaal als de selectie – Hermans maakte zeker 10.000 foto’s – is de begeleidende tekst, waarin gewag gemaakt wordt van ‘een eigen stijl en enige successen’. Hoe die stijl gekarakteriseerd moet worden, wordt aan de kijker overgelaten. Willem Frederik Hermans zou dat niet erg gevonden hebben. In zijn inleiding in de catalogus van de tentoonstelling Koningin Eenoog schrijft hij: ‘Ik vind die foto’s mooi, die iets uitgebeeld hebben door iets af te beelden, maar wat ze volgens mij uitbeelden, zal ik nooit vertellen. Dat moeten ze zelf doen.’
Koningin Eenoog was in 1986 te zien in het Stedelijk Museum Amsterdam. Het was niet de eerste keer dat Hermans foto’s exposeerde, het was wel de meest toonaangevende tentoonstelling van zijn foto’s. Beter dan de presentatie in het Nederlands Fotomuseum werd daar duidelijk dat zijn foto’s een licht surrealistische ondertoon hebben en dat Hermans oog had voor eigenaardige voorwerpen en vervreemdend effecten.
En dat hij ondanks zijn schroom – ‘Mensen fotografeerde hij met enige schroom, daar was hij naar eigen zeggen te verlegen voor’ – veel mensen geschoten heeft.
Om mensen te fotograferen moest hij zijn schroom overwinnen, om zijn donkere kamer te betreden zijn angst – het ontwikkelen en afdrukken deed Hermans zelf. Hij was niet bang dat er iets mis zou gaan. ‘’t Zit anders: tegen dat een filmpje moet worden afgewerkt, is, als het mis is, het voornaamste dat er heeft kunnen misgaan al mis: niet op het juiste ogenblik op het knopje gedrukt. Doornroosje in haar slaap gestoord om niemandal. En dat kan nooit meer worden goedgemaakt. Maar dit falen komt pas in de donkere kamer aan het licht. Hiervoor zal ik altijd bevreesd blijven.’
Op het juiste moment afdrukken, daar draaide het voor Hermans in de fotografie om. En daarom is fotografie volgens hem ook niet te vergelijken met de teken- of schilderkunst. Wie tekent of schildert moet doen alsof wat hij afbeeldt niet beweegt. ‘Maar de fotograaf slaat zijn slag zo snel, dat zelfs de snelste auto stil blijft staan. (…) Een foto is er ineens, of zij is er niet, maar kan dan dikwijls zelfs een halve seconde later al niet meer overgemaakt worden: de bal is niet meer in aanraking met de schoen van de voetballer, de op de horens genomen stierenvechter ligt al op de grond.’
Dat soort beweging – of de gestolde versie ervan – is niet het meest karakteristieke van de foto’s in De donkere kamer van Hermans, en dat was ook niet zo op de tentoonstelling Koningin Eenoog. De selecties geven inzicht in hoe Hermans keek: hij registreerde onregelmatigheden, legde het toneel vast waarop de mens acteert, zoomde in op alledaagse gebruiksvoorwerpen en maakte ongewone uitsneden.
Hermans fotografeerde straatbeelden en legde zijn tijd vast met oog voor orde en regelmaat, voor structuren en patronen. Maar hij deed dat nooit zonder aandacht voor het detail. Hij moest kijken en knippen tegelijk, anders was het moment – en de kans om te ontroeren, te verwarren en te plezieren – voorbij, en zou zijn foto niets te vertellen hebben.
In het Nederlands Fotografie Museum komt Hermans er bekaaid af, en de toeschouwer die speciaal voor hem naar Rotterdam reist, voelt zich bekocht. Een beetje weinig is het wel: 26 foto’s. En ze hangen ook nog in een verdomhoekje, waar je als toeschouwer onvoldoende afstand kunt nemen om ze goed te bekijken zonder dat je een ander in de weg loopt.
Dat ik eenmaal thuis kan bladeren in de catalogus van Koningin Eenoog is een troost, maar een schrale. Er gaat niets boven een originele afdruk.
De presentatie De donkere kamer van Hermans is nog tot en met 13 januari 2013 te zien in het Nederlands Fotomuseum in Rotterdam.
Leave a Reply