‘Van wat zich in de gedigitaliseerde wereld aan luchtfietserij afspeelt, ontgaat mij steeds meer. Als een van de laatste der Mohikanen strompel ik nog wat voort in de tastbare werkelijkheid. Ik ben afhankelijk van wat de straat en mijn fantasie me te bieden hebben. Soms laat mij fantasie het afweten. Dan eet ik het droge brood van de alledaagsheid’, schrijft Remco Campert in zijn column in De Volkskrant van 15 december.
Ik zou willen dat ik net als Remco Campert vrede zou hebben met een leven in de analoge wereld. Maar ik kan me die rust niet veroorloven. Ik hoor tot een andere generatie en van mij verwachten ze nog dat ik me het leven in die andere realiteit eigen maak. Hoewel ik dappere pogingen onderneem, vind ik dat ik, enkele bescheiden resultaten daargelaten, tot nu toe ernstig in gebreke blijf.
Nee, dan Remco Campert. Uit alles blijkt zijn bereidheid om zich te verdiepen en te onderzoeken wat de gevolgen van al die luchtfietserij zijn voor zijn nering als zzp’er. En dat levert haarscherpe, zuurvrije op ironische leest geschoeide analyses op.
Als Remco Campert zich afvraagt hoe hij voor het einde van het jaar nog snel wat geld kan verdienen – daartoe wordt hij aangezet door de Kamer van Koophandel, die in haar magazine Eigen Bedrijf rept over Research en Development Aftrek – leidt dat tot het volgende: ‘Ik kijk mijn bedrijfsruimte rond. Valt er nog iets af te trekken? Het prototype van een gedicht bijvoorbeeld? Mag ik mijn pen tot de onderzoeksapparatuur rekenen? Geldt het schuiven van mijn werktafel naar het raam als een proef met een opstelling?’
Ik heb me vaak verwonderd, en ook nog wel eens boos gemaakt, over het onvermogen van instanties om tot de kern van zaken door te dringen. Daarom: hulde aan Remco Campert. Met zijn vier vragen legt hij dat gebrek aan voorstellingsvermogen zonder wrok en vol verbazing bloot.
Leave a Reply