Aan de dagboekfragmenten in Zoals de geest gebonden is aan het vlees van Susan Sontag ben ik nog niet toe. Ze komen nog wel, heb ik tijdens het bladeren al gezien. Nu zijn het nog voornamelijk korte aantekeningen die ik lees. Susan Sontag hield heel nauwkeurig bij welke boeken ze las en welke films ze zag. Ze maakte lijstjes van wat ze nog moest lezen en zien. Ideeën voor verhalen, romans en essays in vaak niet meer dan een paar woorden, waar ze dan later weer op terugkomt. Werk in wording. De geest wordt gevoed. De kunst afgekeken.
Als ze het over zichzelf heeft, dan vooral als onvolkomen wezen. Haar seksuele prestaties baren haar zorgen. Meer dan haar seksuele identiteit. Net zoveel als de mankeerde relatie met haar moeder.
Zo vroegrijp en volgroeid als ze leek in Herboren, het eerste deel van haar ‘dagboeken en aantekeningen’ dat de periode 1947 – 1963 beslaat, zo kwetsbaar en onzeker oogt ze nu.
De aantekeningen van Susan Sontag maken dat ik regelmatig afdwaal. Naar haar werk in mijn boekenkast, maar ook naar een gloedvol maar kritisch betoog van een Amerikaanse professor dat me vooral is bijgebleven omdat de professor een spraakgebrek had. De professor maakte van bijna elke ‘l’ een ‘r’. Hoe vaker hij Susan Sontag ‘an interrectual resbian riter’ noemde, en het had over haar turbulente ‘roverife’ en haar belangstelling voor ‘high and row curture’, hoe meer ik afgeleid werd van de kern van de zaak. In mijn aantekeningen staan meer verhaspelde woorden dan inhoudelijke opmerkingen.
‘She used identity as a weapon’ staat er, en: ‘a queer activist’. En ook dat ze verraad pleegde aan de homoseksuele cultuur door de codes openbaar te maken. Dat ze het literaire wereldje te camp zette, zoals Oscar Wilde dat met de Engelse maatschappij deed.
Tegenover het briljante zet de professor de ambivalentie. Haar strijd met zichzelf. Daar kan ik de draad van Zoals de geest gebonden is aan het vlees weer oppikken.
Leave a Reply