Een onvervuld verlangen naar toegankelijkheid
‘Waarom gaan we via het geschrevene op jacht naar de schrijver? Waarom kunnen hem niet met rust laten? Waarom zijn de boeken niet voldoende? Julian Barnes stelt deze vragen in het openingshoofdstuk van Flauberts papegaai, zijn onnavolgbare poging de fascinatie voor een schrijver vorm te geven.’
Marja Pruis citeert zijn vragen op bladzijde 186 van Als je weg bent: over Patricia de Martelaere en laat ze even later volgen door wat misschien de verklaring is voor haar verlangen een boek te willen schrijven over Patricia de Martelaere:
‘Misschien is dat de paradox: als een boek je iets doet of zegt, iets wat uitstijgt boven het interessante, knappe, mooie, iets wat op zich meer dan genoeg zou moeten zijn, dan wil je weten wie de schrijver is. Dan wil je alles van die persoon weten, of in ieder geval iets.’
Maar – en dat het Marja Pruis kunnen weten – Patricia de Martelaere was geen open boek. Voor zover ze zich dat niet gerealiseerd had voordat ze aan haar tot mislukken gedoemde zoektocht begon – ze wist het wel, het bewijs daarvan staat in Als je weg bent – dan werd het haar al snel na aanvang duidelijk:
‘Er waren twee dingen die steeds tegen mij werden gezegd als ik vertelde dat ik over haar aan het schrijven was. Allereerst dat ze zo intelligent was. (…) Maar – niet overdreven – als dit telkens, tot zo’n twintig keer toe, het eerste is wat over iemand wordt opgemerkt, dan ga je er wat van denken. Hadden mensen moeite te snappen waarover ze het had? Deed ze niet aan small talk? Ik weet dat sommige mensen prat gaan op de hoogte van hun IQ maar misschien zijn dat juist niet de intelligentste mensen.’
Stelt Marja Pruis met de laatste zin het IQ van Patricia de Martelaere ter discussie? Of is dit een verwijt aan haar adres dat ze te koop liep met haar intelligentie? Eerlijk gezegd geloof ik dat er weinig reden is om aan het verstand van de filosofe/schrijfster Patricia de Martelaere te twijfelen, daarvoor hoef je haar werk alleen maar te lezen en een poging te ondernemen het in de breedte en tot in het kleinste detail te begrijpen.
Marja Pruis kreeg dingen te horen over Patricia de Martelaere, het eerste was dus haar intelligentie.
‘Het tweede dat mij – net zo veelbetekenende – werd gezegd was dat ze heel erg gesteld was op haar privacy. Niet één keer kreeg ik dit te horen, nee, evenzoveel keren als ik iemand over haar sprak.
Je gaat toch niet over haar leven schrijven, hè?
En als me iets werd verteld over haar leven, zomaar, op onverhoedse momenten, als ik samen met iemand stond te wachten op een trein, of langs de grachten liep, de weg naar het hotel kwijt was, en de ander onverwacht loslippig werd, dan eindigde dat steevast met de retorische vraag: maar dit ga je toch niet opschrijven, hè?’
Haar verlangen om Patricia de Martelaere recht te doen, bracht haar dus al aan het begin van het parcours in een lastig parket. Om tot haar door te dringen moest ze de wil van Patricia de Martelaere om met rust gelaten te worden negeren.
En dan is er nog dat grote drama: de nog altijd onopgehelderde verdwijning van haar echtgenoot, want zijn lichaam werd nooit gevonden.
‘Ik moet toegeven dat ik dit onmiddellijk een mooi gegeven vond.’
Ondanks de beren op de weg, gaat Marja Pruis op pad. Niet om een biografie te schrijven,want met een biografie dek je volgens haar een leven toe en laat je iemand nog een keer doodgaan, maar om leven en werk van een bewonderd schrijfster te verkennen.
‘Onder het werk van Patricia de Martelaere, haar romans, en ook haar essays, zwemt een grote schaduw mee, amorf en reusachtig als een walvis die net onder de oppervlakte zwemt.’
Hoe hard Marja Pruis het ook probeert, ze krijgt geen vat op het werk en al helemaal niet op het leven van Patricia de Martelaere. Om de dood, al dan niet zelfverkozen, en de liefde kan zij niet heen. Die zijn aanwezig. Maar of dat de essentie is? Marja Pruis staart zich er blind op.
Marja Pruis beschikt over bronnen, van vlees en bloed en van papier, die haar steeds als zij dreigt het spoor bijster te raken weer op weg helpen. Eigenlijk is het heel pijnlijk om te lezen hoe zij haar inzichten steeds opnieuw bij moet stellen, omdat ze er (net) naast zit.
Collega’s – waaronder Marjo van Soest en Carel Peeters – stellen haar bereidwillig materiaal ter beschikking. Zo onbeschikbaar als Marja Pruis suggereert was Patricia de Martelaere niet, en Marja Pruis citeert daar uit, hoewel ze af en toe twijfelt of ze dat wel moet doen:
‘Ik merk dat ik het verleidelijk vind haar toelichting integraal over te nemen, alsof dit een tekst is die directer toegang tot haar denken verleent dan de roman zelf. Maar besef meteen dat dit vast een sensatie is die vooral ik ervaar, in de hitte van het onverwacht rijke bezit van zo’n brief.’
Mensen die Patricia de Martelaere gekend hebben – en dat zijn niet alleen maar mensen die anoniem willen blijven en off the record spreken – voorzien haar van zoveel informatie dat zij onmogelijk vol kan blijven houden dat haar onderneming (postuum) door Patricia de Martelaere gedwarsboomd wordt.
Als je weg bent voegt zeker iets toe aan wat er over Patricia de Martelaere geweten kan worden – het ‘duiden’ van haar romans gaat Marja Pruis niet slecht af – maar het is vooral een boek waarin Marja Pruis zich laat kennen. Omgaan met tegenslagen blijkt niet haar sterkste kant. Toegeven dat het misschien aan haar ligt dat niet lukt wat ze zich heeft voorgenomen doet ze niet. De combinatie van biograaf, literair criticus en journalist blijkt een onmogelijke. Waarom niet gewoon in de gedaante van liefhebber, bewonderaar of pleitbezorger gekropen?
Dieptepunt in Als je weg bent is wat mij betreft de weergave van de mailwisseling tussen Patricia de Martelaere en de chef boeken van Knack. De Martelaere gunt het blad een primeur, maar eigenlijk zou ze op deze manier haar gelijk hebben willen halen. Ze vond dat Hugo Brems, die zich herkend had in een van haar romans – hetgeen door haar natuurlijk werd ontkend: ‘ik heb hem toen geantwoord dat mijn roman over “liefde” ging en niet over hem, dat mijn schrijven in geen enkele zin autobiografisch was en dat ik naar buiten toe geen enkele allusie wenste te maken op reëel bestaande personen’ – haar en haar werk onrecht aan had gedaan door haar niet te noemen in zijn literatuurgeschiedenis. Hugo Brems was een ex-minnaar was en Patricia de Martelaere was bereid om uit de school te klappen. Marja Pruis noemt dit optreden van De Martelaere ‘de praktische, mediagenieke kant’. Inderdaad lijkt Patricia de Martelaere in ieder geval tijdelijk een grens te hebben willen verleggen, maar was het nodig om die hele correspondentie af te drukken? Had het stellen van vragen, ook al zouden die onbeantwoord gebleven zijn niet meer voor de hand gelegen?
Wat in Als je weg bent ontbreekt – en dat lijkt mij essentieel – is een systematische analyse van de filosofische kant van haar leven en werk. Zelf David Hume, de Schotse Verlichtingsfilosoof waarop Patricia de Martelaere cum laude promoveerde krijgt niet veel aandacht. Of zijn idee dat de rede de slaaf is van de hartstocht een sleutel zou kunnen zijn op het werk van Patricia de Martelaere komen we in Als je weg bent niet te weten. Het taoïsme, door Patricia de Martelaere in een late fase van haar leven ‘ontdekt’, krijgt relatief de meeste aandacht.
Marja Pruis graaft misschien voor haar gevoel diep, maar dat blijkt niet uit haar bevindingen. Die zijn nogal obligaat:
‘Langzaam begint zich iets af te tekenen. Aan de oppervlakte zijn de romans van Patricia de Martelaere – en nu gaat zij ernstig liggen woelen in haar graf, onder de yin-en-yansteen die daarop is geplaatst – liefdesromans, relatiedrama’s, vrouwenliteratuur van het meest hysterische soort. Ze kan zich teweerstellen tegen een dergelijke categorisering – ‘ik geloof niet in een mannelijk of vrouwelijk perspectief, ik geloof in een strikt individuele belevingswereld’ – feit is dat haar fictie relaties fileert, verlangen ademt, lijfelijk is. Daartegenover maakt die scherpe, analytische geest van haar overuren om niet in zompig hunkeren ten onder te gaan. Om zo niet van haar romans puzzels of rebussen te maken – ‘lees maar goed, het staat er gewoon’ – dan wel in haar essays koel en briljant redenerend de emoties de lijf te gaan.’
Aan het eind van haar boek concludeert Marja Pruis:
‘Ik zocht een walvis, maar zag hem zonder spijt verdwijnen voordat hij aan de oppervlak was gekomen. Wat ervoor in de plaats kwam? Een glooiend landschap, met paarden, zacht hinnikend. Essays die in samenhang met elkaar iets onthulden van een sprankelende, zoekende geest. Romans waarvan de personages naakt voor me stonden, naakter dan ik de schrijfster zelf ooit zou kunnen zien. Naakter misschien dan zij zelf zou willen.
Als je weg bent, ben je je leven niet zeker.’
Voor mij komt die metafoor uit de lucht vallen. Maar dan die laatste zin: als je weg bent, ben je je leven niet zeker. Als je weg bent is daar het bewijs van. En dat terwijl Marja Pruis schrijft:
‘Verkeerd begrepen worden is één ding. Alles herleid zien worden tot de persoonlijke levenssfeer een ander. Gezien de thematiek van haar romans, de verhouding tussen man en vrouw, het verlangen naar de liefde en de dood, is het voorstelbaar dat Patricia de Martelaere beducht was voor een autobiografische duiding van haar werk. Voor je het weten verdenken mensen je van een slecht huwelijk, buitenechtelijke affaires en suïcidale neigingen. Haar strategie om dit te voorkomen was het ook steeds als zodanig benoemen: mijn werk heeft niks met mijn leven te maken. En dus liet ze ook zo goed als niks los over haar privéleven. Maakte ze daar op zich ook weer een principe van.’
Hoewel ik alleen een liefhebber en geen kenner ben van het werk van Patricia de Martelaere weiger ik Marja Pruis op haar woord te geloven. Voor zover het ging om de duiding van haar werk heeft Patricia de Martelaere – dat kan Marja Pruis niet ontkennen, al heeft ze dat genoegen niet zelf mogen smaken – haar bijdrage geleverd. Dat haar filosofische en haar literaire werk niet los staan van haar leven en haar overtuigingen lijkt mij logisch. Maar zij had het recht om het hoe ontoegelicht te laten.
Liever dan Als je weg bent heb ik het werk van Patricia de Martelaere. Ik heb mij er al lang geleden bij neergelegd dat ik niet alles tot in de essentie heb begrepen en zal begrijpen, maar dat weerhoudt mij er niet van er af en toe en soms wat vaker mijn toevlucht bij te zoeken. Stel je voor dat ik het na een keer lezen allemaal gesnapt had, dan zouden haar boeken onherlezen gebleven zijn.
Leave a Reply