Die ene keer dat ik in Genua was, was ik er maar een paar uur. En toch zag ik kans om een diefstal te verkomen. De buit zou niet groot geweest zijn, maar de schande wel: als gewaarschuwd mens kun je niet thuiskomen met het verhaal dat je bestolen bent door de eerste de beste zakkenroller die zich bedient van standaard-praktijken. Zonder na te denken sprong ik tussenbeide toen ik het (bijna) zag gebeuren.
Zakkenrollers pasten in het beeld dat ik van Genua gekregen had, toen iemand mij in geuren en kleuren over de stad verteld had voordat ik die kant op ging. Net zoals de straatjes en stegen, die er inderdaad zo uitzagen als ik me op basis van datzelfde verhaal had voorgesteld.
Vanochtend heb ik bij de Via della Maddalena iemand gezien die besloten was. ‘Al ladro!’ riep hij. ‘Al ladro!’ Toen kwam er een jongetje de hoek om rennen. De man rende achter hem aan. Hij droeg een wit hemd zonder mouwen en hij had een dikke kop en een dikke buik. Hij leek mij een eerlijk man die van jongs af aan heeft geleerd te zwoegen voor een schamel loon. Het jongetje rende naar boven, naar de Via Garibaldi, langs de zonnewijzer en vanaf daar verder omhoog over de trappen van de Salita San Francesco. De dikke bestolen man was kansloos.
La Suberba– ‘de hoogmoedige’ – de roman die Ilja Leonard Pfeijffer schreef over de stad waar hij inmiddels vijf jaar woont en werkt, begint goed. Al op de eerste bladzijden klinkt het ‘Al ladro’ – denk aan Ladri di Biciclette (Fietsendieven), de film van Vittorio de Sica. Hoewel ik geen idee heb waar ik me op dat moment precies bevind, ben ik terug in de stad en in de tijd.
Leave a Reply